In de serie Denken in Tijden van Corona gaat het deze keer over Nutteloze Machines
Wij vinden het vanzelfsprekend dat machines onderdeel zijn van het economisch productieproces. De machine heeft in andere culturen en domeinen ook een heel andere betekenis.
Het riool
Aan de remsporen in de toiletpot kan ik zien wie er naar de wc is geweest. Wie wil weten hoe de wereld werkt moet naar de output kijken. Wetenschappers duiken het riool in. Daar vinden zij virussen, drugs, etensresten, spinazie en tomatensaus, sporen van mensen. De analyses worden gekoppeld aan wijken, postcodes. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt streng toezicht op het beheer en gebruik van de gegevens. Wat is het doel? Heiligt het doel de middelen? Wat is eigenlijk doel? Wat middel?
In de wei staan koeien. De koeien liften hun staarten en voeren de aarde waarop ze staan. Bruine derrie flatst op de grond. (Een koe staat op haar etensbord.) De grond neemt het voer in zich op, verwerkt de invoer en geeft het terug aan de koe en aan ons. De koe vermaalt het gras tot spinazie. Het groene gras lokt de roze tong van de koe. De aarde voert de koe. In de tuin naast het weiland doet de aarde de spinazie groeien. De spinazie laat remsporen achter in het toilet. Koe en aarde, samen een machine. Wij leven in gemeenschap met de koe en de aarde. Ik vraag de koe: waarom? De koe zegt boe! Ze bedoelt dat ik het antwoord zelf mag invullen.
De buurvrouw is veganiste. Ze vermaalt haar uitvoer met die van de kippen en honden. Daarmee voert ze haar tuin waar paprika en tomaten groeien. Die eet ze. Ik mag haar niet. Ik eet haar paprikas niet.
Wij eten van de koe. De koe van de buurman. Lekker bij de spinazie.
De Seismograaf
Op een mooie dag in de lente van 1982 bezocht ik samen met studiegenoot, dichter, kunstliefhebber en stukjesschrijver John Heymans de Brabantse kunstenaar Gerrit van Bakel in zijn werkplaats in Deurne. Ik was daar zoals het verslag van dit bezoek vermeldt vanwege mijn belangstelling voor de Filosofie van de Techniek. Dat klopt. Ik had juist een voorstel ingediend bij NWO om onderzoek te gaan doen rond de formule ZZ = ZZ, waarbij Z de zelfapplicatiefunctie is : Z = λx. x(x) . Het ging dus om een onderzoek naar de zelfapplicatie van de zelfapplicatie. Het voorstel werd zowel door de filosofen als door de informatici niet ontvankelijk verklaard voor financiering. De filosofie vond het te veel informatica; de informatica vond het teveel filosofie. De wereld begrijpt mij niet. Zij weet niet waar het om draait. ZZ = ZZ is de mathematische uitdrukking van de automatie, de zichzelf reproducerende machine, Waarom? U vraagt naar het nut van het wiel? Van het leven?
Ik wilde weten wat een machine is en daarvoor waren we bij Gerrit van Bakel aan het goede adres. Zijn werkplaats is een grote boerenschuur vol met her en der opgeslagen vooral metalen onderdelen van constructies waar hij kennelijk mee bezig is of tijdelijk mee opgehouden. Een machine is een kunststuk, of beter: een kunstproject. In een hoek staat wat de Tarim-machine wordt. Wanneer we voor de indrukwekkende constructie staan vraag ik enigszins beschroomd – je moet altijd voorzichtig zijn met kunstenaars -: waarom? “Dat mag je zelf in vullen”, antwoordt hij. “Dat je dat vraagt: wat de machine doet. Dat je vraagt hoe het werkt. Dat is de werking van mijn machines.” Ik begrijp het: deze man is een experimenteel filosoof.
De kunstenaar vertelt uitvoerig over een project waarmee hij bezig is: de seismograaf. Hoe het begint met schetsen; ontelbare kleine potloodschetsen, een ontwerp dat zich dan langzaam materialiseert tot een instrument. De aarde beweegt voortdurend zegt hij. We merken dat niet, maar mijn seismograaf wel. Die registreert de kleinste bewegingen. Hij denkt erover om met licht de uitslag te projecteren op een wand. Honderd keer vergroot. De seismograaf is een omgekeerde aardbeving.
De Tarim machine is een machine die zich voortbeweegt met een snelheid van 18mm per dag. De machine loopt op de energie die ontstaat als de zon de olie in de buizen van het frame verwarmt. Deze olie zet uit, en brengt zo het systeem in beweging. De VPRO besteedde er in 1984 een programma aan op TV. Niet lang na de opnames met Teleac presentatrice Saskia Bos zou hij sterven aan een hartaanval. Het instrument waar alles vanuit gaat haperde, voorgoed.
Techniek versus Economie
De kunstenaar Gerrit van Bakel toont met zijn machines het onderscheid tussen techniek en economie. Veel denkers over techniek maken de fout het technische en het economische te verwarren.
“De techniek heeft zich nooit mogen verheugen in de bizondere belangstelling der wijsgeren.”. Zo begint het artikel Philosophie der Techniek (Studia Catholica, 1937) waarin Dr. P. de Bruin S.J. een aantal denkers over techniek bespreekt: F. Dessauer, Max Scheler, Henri Bergson en W. Stern. De laatste is wel heel expliciet wanneer hij stelt dat er pas sprake is van techniek wanneer met zo weinig mogelijk krachten een zo groot mogelijk nuttig effect wordt bereikt. Een typisch economisch aspect. Techniek heeft een eigenwaarde die het ontleent aan de verstandelijke vondst. De techniek is derhalve de beheersing van de werking der natuur in een nieuwe algemenen vorm door het verstand uitgedacht of gevonden. Het gaat bij de techniek om een originele combinatie van natuurkrachten, waarmee een bepaalde werking wordt afgedwongen. Techniek is controle over de natuur. Haar eerste eigenschap is de eindeloze herhaalbaarheid. Iedereen kan de vinding nadoen als deze een keer gevonden is. Net als een bewijs van een wiskundige stelling. Techniek is in principe leerbaar en berekenbaar, maar zodra ze met de levende natuur werkt moeten we genoegen nemen met statistische zekerheid, een element van onzekerheid is dan ingesloten. De waarde van de techniek zit in haar dienstbaarheid en ligt dus buiten de techniek zelf. Zodra de techniek volledig autonoom wordt houdt het op techniek te zijn. De waarde van de techniek ligt buiten de waarde van de concrete toepassing waarvoor ze gebruikt wordt. Ze staat ter beschikking. Stern meende dat alleen bij economie techniek hoort. De Bruin stelt daar tegenover dat er maar één grens is aan het technische en dat is de natuur en het formeel-logisch onmogelijke. Wie de waarde van de techniek uitsluitend in haar economische dienstwaarde ziet die miskent de eigen waarde van de techniek.
“De technische handeling is niet minder ingenieus, vernuftig, in één woord technisch, wanneer zij zich tot doel stelt een zo zwak mogelijke verlichting te verkrijgen. De rationaliteit van het probleem maakt de techniek. Stelt men zich het probleem van zo langzaam mogelijk, zo zwak mogelijk, dan nog moet het opgelost worden en wel met de geringste moeite.” (De Bruin, p.462)
De kunstenaar Gerrit van Bakel schiep er voldoening in machines te maken die zo langzaam mogelijk hun werk deden. Waarom? Om te laten zien dat een machine ook een machine kan zijn zonder nuttig te zijn.
Ook de nutteloze machines van Jean Tinguely (1925-1991) kunnen we zien als karikaturen van het technologische systeem, en als poging tot ondermijning van het moderne geloof in de technologische vooruitgang.
De economie kan niet zonder technologie. Het heeft er alle schijn van dat de motor van de kapitalistische economie de technologie is. Het is dan ook niet toevallig dat de grote tech-bedrijven heden ten dage de dienst uitmaken. Men name die bedrijven die de infrastructuur voor het creëren van nieuws beheren maken tegenwoordig de dienst uit. Zij bepalen waar het volk behoefte aan heeft. Informatie. En hoe meer informatie beschikbaar is, hoe groter de behoefte aan meer informatie. Informatie is het meest verslavende consumptiegoed van onze tijd.
Een filosofie van de techniek die het technische en het economische aspect aan ons handelen niet goed onderscheidt is niet in staat de interactie tussen economie en technologie die zo kenmerkend is voor de kapitalistische kenniseconomie te analyseren en te begrijpen. Deze kenniseconomie is gericht op het in stand houden van de individuele burger als behoeftige consument van nieuws en nieuwigheden.
Bij Heroon van Alexandrië vinden we wel machines beschreven, “doch alleen voor amusement of voor goocheltoeren” schrijft D,J. Struik in Geschiedenis van de Wiskunde. Zijn ‘machines’ zijn unica, zoals een kunstwerk, die eerder bedoeld waren als natuurlijke demonstraties. Pas in de late Middeleeuwen gaan machines aangewend worden in werkplaatsen en in het mijnbedrijf. Vaak tegen de zin in van de gilden. De historicus van de opkomst van het kapitalisme, Karl Marx, beschrijft in zijn Das Kapital hoe de culminatie van het kapitaal gedreven werd door het samengaan van natuurwetenschappers, ingenieurs, bankiers, en kooplieden die samen de ontwikkeling van nieuwe technieken en de verbetering van bestaande technieken mogelijk maakten.
Kunstenaars als Gerrit van Bakel en Jean Tinguely wijzen ons de weg uit onze dolgedraaide economie. Doe wat je doet vooral zo langzaam mogelijk en doe het anders niet. Wanneer we alles wat we doen enkel onder het opzicht van nuttigheid zien dan is niets meer nuttig, want iets is immers altijd slechts nuttig voor iets anders. Zijn artefacten roepen vragen op over de relatie tussen de mens en zijn wereld en de rol die techniek daarin speelt.
Gerrit van Bakel’s machines zijn ‘counterfactual artefacts’ in de zin van Sabrine Hauser (Hauser et al. 2018). “A counterfactual artifact is a fully realized functioning product or system that intentionally contradicts what would normally be considered logical to create given the norms of design and design products.”
Gerrit van Bakel’s onderzoek kan dan ook beschouwd worden als ‘Research through Design’ en als post-fenomenologisch techniek-onderzoek avant la lettre. “Doing philosophy through things“.
Bronnen
Sabrina Hauser, Doenja Oogjes, Ron Wakkary, and Peter-Paul Verbeek (2018). An Annotated Portfolio on Doing Postphenomenology Through Research Products. In Proceedings of the 2018 Designing Interactive Systems Conference (DIS ’18). Association for Computing Machinery, New York, NY, USA, 459–471.
Don Ihde (1995). Postphenomenology: Essays in the Postmodern Context. Northwestern University Press, 1995.