Ethics, if it is anything, is supernatural and our words will only express facts; as a teacup will only hold a teacup full of water and if I were to pour out a gallon over it.
Ethics so far as it springs from the desire to say something about the ultimate meaning of life, the absolute good, the absolute valuable, can be no science.
(Ludwig Wittgenstein, Lecture on Ethics, 1929)
“Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen.”
Waarover je niet kan spreken, daarover moet men zwijgen. Met deze schijnbaar tautologische stelling sluit Wittgenstein zijn Tractatus af. De vraag dringt zich op wat dat is waarover men niet kan spreken. En wat is de aard van dat moeten? Is dat een logisch moeten? Dat zou overeenkomen met het tautologisch karakter van de bewering. Het antwoord op beide vragen is impliciet in de stelling. Deze beweert namelijk dat er iets is waarover men niet spreken kan. Het enige wat je daarover kan zeggen is dat je er niet over kan spreken. En het daarom ook maar moet laten, want ieder spreken erover doet het ethische en mythische karakter ervan te kort. Het moeten is een ethisch moeten.
De voorlaatste paragraaf van de Tractatus is:
“Meine Sätze erläutern daduch, dass sie der, welcher mich versteht, am Ende als unsinnig erkennt, wenn er sie – auf ihnen – über sie hinausgestiegen is. (Er muss sozusagen die Leiter wegwerfen, nachdem er auf ihr hinausgestiegen ist.) Er muss diese Sätze überwiden, dann sieht er die Welt richtig.” (Tractatus 6.54).
De taal is als een ladder die je gebruikt om de wereld op juiste wijze te zien, maar die je weg moet gooien omdat ze onzinnig is geworden als je erboven uit bent gestegen.
W. zegt over dit over deze zaken te moeten zwijgen, niettemin vinden we in Wittgensteins werk wel aanwijzingen wat hij onder het ethische verstaat en waarom we daarover zouden moeten zwijgen.
De lezing over ethiek
In November 1929 hield Wittgenstein op uitnodiging van de secretaris van The Heretics society in Cambridge een voordracht over ethiek. Het is voor zover bekend de enige voordracht die hij hield voor een algemeen publiek. Friedrich Waismann werkte notities uit die tijdens de lezing gemaakt zijn. De in 1965 gepubliceerde tekst is getiteld A Lecture on Ethics. In deze lezing legt Wittgenstein uit wat hij onder ethiek verstaat. De voordracht kan beschouwd worden als uitleg van de laatste Tractatus stelling.
De lezing is in het Engels en Wittgenstein begint met het verzoek aan zijn gehoor de aandacht te richten op wat hij zegt en niet te veel te letten op de Engelse grammaticafouten die hij voortdurend denkt te zullen maken. Engels is immers niet zijn moedertaal en hij zegt er moeite mee te hebben zijn gedachten in een voor hem vreemde taal te uiten. Daarmee valt de spreker met de deur in huis. Het is typisch Wittgensteiniaans om op het verschil te wijzen tussen wat er gezegd wordt er wat er bedoeld wordt. Het onderscheid speelt ook in zijn lezing een belangrijke rol.
Het onderwerp van de lezing is ethiek. W. adopteert de omschrijving die Moore er aan gaf in zijn Principia Ethica: ethiek is het onderzoek naar het goede. W. geeft een wat ruimere betekenis aan ethiek, ze omvat ook de esthetiek. Zijn ethiek gaat ook over het schone. Je kunt volgens W. ook zeggen dat ethiek gaat over het waardevolle, over dat wat het leven waard maakt te leven, over wat de juiste manier is om te leven, over dat wat werkelijk belangrijk is. Het gaat steeds om absoluutheden: om het absoluut goede, om het absoluut waardevolle. Ethiek gaat niet over wat goed, zinvol of waardevol is in relatie tot een bepaald doel, maar over het goede in absolute zin, over het waardevolle in absolute zin.
Het verschil tussen absolute beweringen en relatieve is dat de laatste kunnen worden gezien als beschrijvingen van een “matter of fact”, een stand van zaken. Als voorbeeld geeft W de uitspraak “deze man is een goede hardloper”. Dat betekent dat hij een zekere afstand in een bepaalde tijd kan afleggen.
W.’s stelling is nu dat uit een bewering over een feitelijke stand van zaken nooit een bewering kan volgen over een absolute waarde. Ook al zouden we de hele werkelijkheid kennen als onze broekzak, we zouden er geen ethische conclusies uit kunnen trekken. De wetenschap heeft daar niets over te melden.
Wat zouden we kunnen bedoelen met de absoluut goede weg om te gaan, of met de absoluut goede stand van zaken? Dat is de weg die iedereen zou moeten gaan en die iedereen zou moeten willen. Maar wat betekent dat? W noemt zulke absoluutheden een chimera, een mythe.
Soms hebben we in ons leven een ervaring van verwondering over het bestaan, of een ervaring van volledig veilig te zijn. Ieder individu kan zich een situatie herinneren waarin iets dergelijks zich voordoet.
Uitdrukkingen van verwondering over het bestaan van de wereld of van een ervaring van je absoluut veilig voelen zijn zinloze uitdrukkingen. Deze uitdrukkingen maken misbruik van de taal. Het heeft zin om je af te vragen waarom de wereld is zoals ze is, waarom een bepaalde stand van zaken zo is en niet anders. Maar het heeft geen zin je af te vragen waarom er een wereld, of een werkelijkheid is. Omdat het niet voorstelbaar is dat de wereld er niet is.
Je kunt je van een schakelaar afvragen waarom deze in een bepaalde stand staat. Een schakelaar heeft immers meerdere mogelijke standen, waarvan er één de momenteel werkelijke stand is. Je kunt zoeken naar de oorzaak dat de schakelaar in deze stand staat. Je kunt je ook afvragen waarom hier een schakelaar zit, er had immers ook niet een schakelaar kunnen zitten. Maar je kunt je op de zelfde manier niet afvragen waarom er een hier en nu is.
De taal leent zich wel voor het beschrijven van feiten, van standen van zaken, maar niet voor het feit dat er een wereld, een werkelijkheid is en dat die is zoals deze is. Ieder uitdrukking in taal veronderstelt het mirakel van het bestaan van taal. Het bestaan van taal en wereld kan niet in taal worden uitgedrukt.
Ik kan me wel voorstellen dat de wereld anders is dan deze is, maar ik kan me niet voorstellen dat de wereld er niet is. Dat is van een fundamenteel andere orde. Een orde die buiten de taal valt. Het zinloze karakter van de uitdrukkingen van absolute waarden is het wezenlijke ervan. Andere, zinvolle, uitdrukkingen van het niet zinvolle bestaan niet. Wie probeert het ethische of religieuze onder woorden te brengen die loopt tegen de grenzen van de taal aan.
This running against the walls of our cage is perfectly, absolutely hopeless. Ethics so far as it springs from the desire to say something about the ultimate meaning of life, the absolute good, the absolute valuable, can be no science. What it says does not add to our knowledge in any sense. But it is a document of a tendency in the human mind which I personally cannot help respecting deeply and I would not for my life ridicule it.
Wittgenstein wijst op de grenzen van de wetenschap en dat is voor hem de kenbare werkelijkheid van de feiten die in de taal kan worden uitgedrukt. Wij zijn opgesloten in de werkelijkheid van onze taal. Maar die werkelijkheid is niet alles. Wat daar buiten is daarover kunnen we en mogen we niet spreken. Niet omdat het niet van waarde zou zijn, maar omdat het van een waarde is die de platte wereldse feiten uitdrukbaar in de taal, overstijgt. We moeten diep respect hebben voor de ethiek en het niet ridiculiseren. Maar het blijft een absoluut hopeloze onderneming te zeggen waar het om gaat.
De hopeloosheid van de doelpunttechnologie
Ik zal nu aan de hand van een hedendaags voorbeeld mijn interpretatie van Wittgensteins stellingname over de relatie tussen taal en werkelijkheid en de waarde van het absolute geven. Daarbij ga ik uit van het volgende.
Wanneer W zegt:
“It is absurd to say ‘science has proved that there are no miracles’. The scientific way of looking at a fact is not the way to look at it as a miracle.”
dan bedoelt hij met ‘science’ de mathematische natuurwetenschap. W. was bekend met de kwantummechanica van Boltzmann. De taal is een afbeelding van de werkelijkheid. De werkelijkheid bestaat uit alles wat het geval is en wat het geval is is een stand van zaken. Die werkelijkheid wordt weerspiegelt in de beweringen van de taal. Werkelijke kennis is mathematische kennis van een werkelijkheid die logisch in elkaar zit. Zijn denken is het denken van de moderne technologie. Om te beoordelen of een renner een goede renner is moeten we meten hoe snel deze een bepaalde afstand kan afleggen.
Sportiviteit en eerlijkheid zijn absolute waarden in de zin van W. Mensen moeten eerlijk en sportief willen zijn. Wie daar niet aan voldoet plaatst zich buiten de gemeenschap. Bij een spel hebben we te maken met regels die het spel bepalen. Wie zich daar niet aan houdt speelt het spel niet, die speelt eventueel een ander spel. Bij het schaakspel zegt een regel wie wanneer aan zet is en wat degene die aan zet is met elk van de stukken mag doen. Andere regels bepalen wat het doel is van het spel; wanneer er sprake is van winnen of verliezen. Bij het voetbalspel zijn er twee partijen die elk proberen meer doelpunten te maken dan de tegenpartij. De partij die de meeste doelpunten maakt heeft gewonnen. De spelregels bepalen wanneer een doelpunt is gescoord. Zo moet de bal in zijn geheel over de doellijn zijn. Ook moet de bal op reglementaire wijze door een speler over de doellijn gebracht worden. Bijvoorbeeld niet met de hand en ook niet terwijl de speler in buitenspelpositie stond toen deze de bal kopte of schoot. Omdat het soms voor de spelers moeilijk te beoordelen is of een bal over de lijn was, en de partijen het soms niet eens zijn of er wel volgens de regels gespeeld wordt is er een onpartijdige scheidsrechter die de taak heeft te bepalen of er op reglementaire wijze een doelpunt is gescoord. Of een bal in zijn geheel over de doellijn is geweest, dat is een ‘matter of fact’, een meetbare stand van zaken, op grond waarvan bepaald wordt of er wel of niet een doelpunt is gescoord (mits aan alle regels verder voldaan is). Omdat het voor de scheidsrechter zelf vanuit zijn of haar positie op het veld soms moeilijk te beoordelen is of er gescoord is, zijn er assistenten aangesteld, grensrechters. Zij moeten beoordelen of er sprake was van een buitenspelsituatie en of de bal tussen de beide doelpalen over de doellijn was. Helaas kan ook de grensrechter niet altijd goed beoordelen of dit het geval was. (Ik spreek uit eigen ervaring als grensrechter bij voetbalwedstrijden in het amateurvoetbal.). Het zicht op de situatie wordt hem soms ontnomen door de spelers. Het is soms lastig te bepalen of op het moment van spelen van de bal een speler die de bal krijgt toegespeeld in buitenspelpositie stond. De grensrechter komt soms ogen tekort. Daarom wordt tegenwoordig moderne technologie ingezet. Door middel van camera’s worden situaties vanaf verschillende standpunten vastgelegd. De beelden worden ter beoordeling opgestuurd naar een team van online scheidsrechters (de VAR) dat in direct contact staat met de scheidsrechter op het veld. Deze kan tijdens het spel gevraagd worden een situatie via een monitor langs het veld opnieuw te beoordelen. Dit alles om tot een zo eerlijk mogelijk oordeel te komen over de situatie die zich heeft voorgedaan: is de bal op reglementaire wijze in zijn geheel over de doellijn geweest.
Hoe verhoudt zich deze gang van zaken tot eerlijkheid en sportiviteit? Het voelbalspel is een spel en een spel is spel zolang er niet teveel waarde wordt gehecht aan de knikkers. Het is immers maar een spel. Wanneer er zoveel op het spel staat, wanneer er zo’n hoge prijs staat op winnen of verliezen, dat het spel regelmatig onderbroken moet worden door een team van beoordelaars om te bepalen wie er gewonnen heeft, dan heeft het spel opgehouden spel te zijn. Men zegt van de Olympische Spelen altijd dat meedoen belangrijker is dan winnen. Het spel moet enerzijds serieus genomen worden, er moet om de winst gestreden worden, maar het belang moet niet verabsoluteerd worden. Van buiten af gezien is het immers maar een spel, heeft het relatieve waarde.
Sportiviteit vereist dat wie aan een wedstrijd meedoet zijn best doet. Maar of je wint of verliest hangt van veel factoren af. Onder andere van het spel, de kracht van de tegenstander. Het spel moet uitdagend zijn om spel te zijn. Er moet iets op het spel staan. Je zoekt gelijkwaardige tegenstanders. Sportiviteit vereist dat je je neerlegt bij verlies en dat je erkent dat je niet alles in de hand hebt. De ene keer heb je geluk de andere keer pech.
Ook de doellijntechnologie is niet zaligmakend. Het lost het fundamentele probleem niet op dat de spelers zich moeten neerleggen bij het feit dat er een beslissing moet worden genomen die van betekenis is op grond van een meetbare stand van zaken. Het is een illusie te denken dat deze technologie een gebrek aan sportiviteit zou kunnen compenseren. Die blijft altijd voorondersteld.
Doellijntechnologie verhoudt zich tot eerlijkheid en sportiviteit als de goede hardloper tot het absoluut goede, het ethisch waardevolle. Doellijntechnologie schiet altijd tekort. Het is in die zin net zo hopeloos als de poging sportiviteit, of het goede onder woorden te brengen.
Het ideaal van de modern wetenschap is kennis in wiskundige berekenbare modellen uit te drukken. De moderne mens heeft hoge verwachtingen van technologie. Problemen worden gezien als technische problemen, ze kunnen door technologie worden opgelost. Dat geldt zelfs voor morele problemen. Autonome machines, zoals zelfrijdende auto’s en autonome killerrobots moeten morele beslissingen nemen. Dat is de beste weg kiezen op grond van een puntenwaardering van de mogelijke bereikbare toestanden van de wereld. Morele keuzes worden gemaakt op basis van verlies- en winst-berekeningen.
Ik weet niet of W. het met mijn interpretatie eens zou zijn. Voor W heeft het ethische iets mythisch en religieus. Ook zegt hij de ethiek op te rekken zodat het de esthetiek omvat. Het goede, het mystieke en het schone; het zijn zaken die zich niet op kwantitatieve wijze, in wiskundige modellen laten vangen. Sportiviteit is van een andere orde dan de zaken die voorkomen in de wereld van wetenschap en technologie.
“The truth is that the scientific way of looking at a fact is not the way to look at it as a miracle.”
Vanuit het gezichtspunt van de kwantumfysica is het inderdaad een wonder dat we een kopje op tafel kunnen zetten, terwijl deze volgens deze wetenschap voor meer dan 90% uit lege ruimte bestaat.
Worsteling met de taal
Wittgensteins filosofie kenmerkt zich door een worsteling met de taal. Taal gaat ergens over, de betekenissen van de woorden liggen buiten de taal. Woorden zijn als wegwijzers. Voor Frege, die met zijn Begriffschrift de grondlegger is van de mathematische predikatenlogica en voor wie Wittgenstein grote bewondering had, zijn de betekenissen objectief, de woorden zijn subjectief, zoals de getallen objectief zijn en onafhankelijk van het cijfersysteem dat we gebruiken om ze aan te duiden. Dat cijfersysteem is in zekere zin willekeurig, historisch. Wittgensteins mathematische taalopvatting lijkt een erfenis van Frege. In de wiskunde moeten we tekens gebruiken om getallen, figuren, structuren te identificeren. Anders kunnen we er niet over redeneren. In zekere zin komt het wiskundig denken daarin overeen met de filosofie. Ook die kan niet zonder taal.
W. is van mening dat wat waard is gezegd te woorden ook precies gezegd moet kunnen worden. Maar is de exactheid van de filosofie de mathematische exactheid? Wiskundige taal is eenzinnig. Daarin verschilt ze van de gewone omgangstaal. De filosofie moet op de veelzinnigheid van de taal wijzen. Ze is geen gebrek maar een kwaliteit van de taal. Wanneer we een machine intelligent noemen, gebruiken we intelligent in een andere betekenis dan wanneer we een mens intelligent noemen. Maar die betekenissen zijn wel aan elkaar gerelateerd. Het zijn geen homoniemen, er is sprake van een analogie. In de wiskunde komt dit niet voor. Deze leent haar exactheid aan eenzinnige relatie tussen de tekens en de objecten. Deze eenzinnige tekens functioneren in de computer. Wanneer je het verschil tussen een computer en een mens wil beschrijven dan plaats je deze twee tegenover elkaar, in plaats van ze in relatie tot elkaar te zien. Iedere precieze beschrijving van wat de mens wel en de computer niet zou kunnen zou voor de technoloog een middel zijn deze mogelijkheid in de machine in te bouwen.
In de slotstelling van de Tractatus en in zijn voordracht over ethiek blijkt dat er buiten die door de taal te beschrijven mathematische werkelijkheid een andere werkelijkheid bestaat. Dat is de werkelijkheid van de waarden, van de dingen waar het in het leven om gaat: eerlijkheid, sportiviteit, het goede, het schone.
“My whole tendency and, I believe, the tendency of all men who ever tried to write or talk Ethics or Religion was to run against the boundaries of language. This running against the walls of our cage is perfectly, absolutely hopeless.“
In zijn afscheidsrede als hoogleraar Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nijmegen noemt Jan Hollak de laatste stelling van de Tractatus de meest onzinnige uitspraak van de Tractatus. Waarover je niet kan spreken daarover kun je ook niet zwijgen, aldus Hollak. Uit W.’s Filosofische Onderzoekingen die zo’n 15 jaar na de lezing over ethiek verschenen blijkt wel hoeveel moeite Wittgenstein had te zwijgen over de dingen die hij van waarde vond.