Er dreigt weer een schisma in de Gereformeerde Gemeenschap. Dit keer gaat het over de positie van de vrouw in de Kerk. Mag de vrouw een functie vervullen in de Kerk? De ene partij zegt wel, de andere partij zegt niet. Beide partijen beroepen zich op de Bijbel, die ze beschouwen als Gods Woord.
Hoezeer ze het ook oneens zijn over wat er nou precies over deze kwestie in de Heilige Schrift staat, beide partijen zijn het er in elk geval over eens dan hun eigen interpretatie ervan de juiste is en dat deze de andere uitsluit. Beide hebben Gods Woord aan hun zijde. Beide partijen zijn het erover eens dat er eigenlijk geen sprake is van meerdere mogelijke interpretaties van de Bijbeltekst: er is maar één tekst en die moet letterlijk genomen worden. God spreekt klare taal. Daar kan niet over getwijfeld worden. Dit gemene geloof zit diep in de Gereformeerde Geesten.
Waarom, zo vraagt de naïeve buitenstaander zich af, realiseert men zich niet, dat het de eigen lezing van de Bijbeltekst is waarin men gelooft? Het antwoord is: omdat men niet in de kracht van de eigen geest gelooft. De gelovige heeft er geen verstand van. Hij kan de hand van Gods Woord niet loslaten, omdat hij beseft dat zijn eigen mening, zijn eigen interpretatie van de Bijbeltekst, ook maar een interpretatie van een klein eindig onbetekenend mensenkind is.
Het kind kan de hand van de Vader niet loslaten omdat het bang is in de afgrond van de chaos van zijn eigen volwassenheid te storten, waar de Duivel regeert en het Oorlog is. Waar mensen strijden, zoals in de Donbas. Waar de partijen opgezweept door hun Leiders elkaar met Bijbelteksten en andere historische geschriften om de oren slaan, strijdend om waar de grenzen liggen, om waar men zich aan te houden heeft.
Waarom, vroeg ik Cailing, onze Chinese student Nederlands, moeder van een dochtertje, waarom houdt het kind tijdens het wandelen de hand van de moeder of de vader vast? Omdat, antwoordt Cailing, het kind zelf de weg nog niet weet.
Er is een schisma in de Kerk en in de wereld. En de mens houdt vast aan de hand van zijn God. Wanneer wordt hij ooit volwassen!
Zoals bekend zijn robots goed in het schaakspel. Ze winnen het regelmatig van de beste menselijke schakers. Vanaf ongeveer 1980 werden toernooien gehouden om te kijken welke schaakcomputer het beste is. De schaakcomputer Deep Blue van IBM was de eerste die een tweekamp tegen de regerend wereldkampioen winnend afsloot. In 1996 versloeg de machine Garri Kasparov met 4-2. Maar kunnen ze ook blind schaken? De vraag of een robot blind kan schaken roept de vraag op of er voor een robot een verschil bestaat tussen blind en gewoon (ziend) schaken. Wie daar over nadenkt raakt verzeild in de problematiek van de verhouding tussen lichaam en geest, tussen het mentale en het materiële. Het rekenen blijkt een bijzondere wijze van denken te zijn, die hoort bij een bijzondere relatie tussen het mentale en het fysieke.
De conclusie zal dan zijn dat er voor de robot geen verschil bestaat tussen ziend en blind schaken. Wat niet weg neemt dat het verschil gesimuleerd kan worden, bijvoorbeeld door een beperkte geheugencapaciteit toe te staan bij het blind schaken. Voor de mens is schaken een emotionele en fysieke, lichamelijke bezigheid. Voor de robot is schaken een rekenklus. Een robot schaakt dus eigenlijk helemaal niet in de zin zoals een mens schaakt. Zodra we het hebben over een robot of machine die schaakt, betekent schaken iets anders dan wanneer we het over mensen hebben die schaken. De robot doet iets wat de mens vanuit een afstandelijke houding als onbetrokken wiskundige van het schaakspel heeft gemaakt.
De term schaakspel blijkt dus nogal dubbelzinnig te zijn. Ze verwijst naar verschillende werkelijkheden die weliswaar iets met elkaar van doen hebben, maar die zeker niet hetzelfde zijn.
Het kenmerk van blind schaken is dat de speler het schaakbord niet kan zien. De schaker mag bij ziend schaken naar het bord kijken om de actuele stand op te nemen. De robot speelt op een virtueel schaakbord, een afbeelding van een ‘schaakbord’ in zijn geheugen. Voor de robot is er geen wezenlijk verschil tussen de verschillende manieren waarop deze geïnformeerd wordt over de nieuwe stand van het bord nadat er een zet is gedaan door de tegenspeler. Of de informatie over de stand nu via visuele sensoren (de ‘ogen’ van de robot) ‘binnenkomt’ of via een andere interface dat is in principe niet van belang.
Voor de robot is schaken een kwestie van rekenen. Dat komt doordat het schaakspel exacte regels kent die precies vastleggen hoe het gespeeld moet worden. Bij iedere stand ligt precies vast welke de mogelijke vervolgstappen zijn die gemaakt kunnen worden. Met schaakspel duiden we hier dus de pure spelregels aan die vastleggen wat de stukken mogen doen en wanneer er gewonnen of verloren wordt of remise is. Voor de mens zit de lol van het spel in de complexiteit door het grote aantal mogelijkheden. Een goede schaker heeft een vaardigheid ontwikkeld om met deze complexiteit om te gaan, door ordeningen aan te brengen. De schaakstukken zijn als de cijfers bij het rekenen, de stand op het bord is een formule waarin de cijfers een plek hebben. De spelregels zijn de rekenregels die vastleggen hoe de stand kan worden omgezet naar een andere stand door een legale zet te doen. De nieuwe stand ligt precies zo exact vast als het resultaat van een optelling of een vermenigvuldiging bij het rekenen.
Een menselijk individu is een persoon die bestaat op lichamelijke wijze. Het lichaam begrenst ons als individueel persoon. Het maakt onze eenheid en individualiteit uit. Er is een besef van wat tot ons lichaam behoort en wat buiten ons lichaam is. Het schaakbord is een fysiek object dat buiten ons lichaam aanwezig is en dat we waarnemen middels onze zintuigen. We zien het bord, we voelen de stukken wanneer we deze verplaatsen. Ook wanneer we via een beeldscherm online schaken weten we dat het scherm buiten ons bestaat. De toets die we indrukken is niet als de vinger die de toets indrukt een onderdeel van ons lichaam. Het beeld op het scherm is een ander beeld dan het ‘interne beeld’ dat we van het schaakbord hebben en dat we via onze zintuigen ons eigen maken. We beseffen dat dat beeld de actuele stand op het bord is die we kunnen vergelijken met eerdere standen in het spel die we in onze herinnering kunnen oproepen. Bij het blind schaken moeten we op een imaginair bord spelen en bij iedere zet uitrekenen wat de nieuwe stand is. Het fysieke bord is voor de blinde schaker geen geheugensteun voor het herinneren van de stand van het spel.
Anders dan de menselijke schaker speelt de robotschaker op een imaginair bord. Het onderscheid tussen fysiek bord en intern bord is er voor de mens, niet voor de robot zelf. De robot kent het onderscheid tussen fysiek en mentaal bord niet. Wij, die de robot gemaakt hebben, bepalen wat bord is, wat ogen zijn en hoe de informatieoverdracht plaats vindt. De schakende robot is een rekenmachine. Het wezen van de schaakrobot is een algoritme. Voor ons staan de cijfers waarmee we manipuleren bij het rekenen voor getallen. De machine is een mechanisme dat tekens manipuleert, zonder besef van de betekenis die deze hebben. Die betekenis is er voor ons, voor wie de tekens getallen aangeven of een stand op een schaakbord.
Niet alleen het schaken is voor de robot rekenen, alles wat de robot doet is rekenen. De robot werkt met een virtuele voorstelling van de werkelijkheid, een model.
Schaken is een fysieke en emotionele bezigheid. Om goed te kunnen schaken moet je in goede lichamelijke conditie zijn. Het is juist de lichamelijkheid van de mens die het verschil maakt met de robot. De robot is een mechanisme: de betekenis van de werking ligt buiten de werking zelf. Wezenlijk voor menszijn is de bijzondere relatie tussen lichaam en geest, tussen het mentale en fysieke zijn. We kunnen die relatie niet objectiveren in een uitwendige fysieke werkelijkheid zonder deze relatie zelf weer te vooronderstellen. Dat zien we ook aan de manier waarop de logisch als-dan- relatie werkt.
Hoe werkt de als-dan-relatie?
Het technische gebruik van de natuur berust op, of is uitdrukking van, een als-dan redenering. Als ik de condities zo en zo inricht dan doet de natuur wat ik wil. Dit berust op een inzicht in de werking van de natuur, het resultaat van praktische ervaring en, later, experimentele natuurwetenschap. Door abstractie kunnen we deze denkregel op zich beschouwen en stellen Als X dan Y. In de programmeerbare machine wordt deze regel een programmaregel: als aan de conditie X is voldaan dan moet ook Y gedaan worden. Door deze regel in te voeren in de machine en de toestand X te realiseren wordt ook Y gerealiseerd.
We zijn in de informatietechnologie niet meer afhankelijk van toevallige in de natuur voorkomende regelmatigheden en wetten die we in als-dan regels uitdrukken, we maken zelf als-dan regels. In die zin is de informatieverwerkende, programmeerbare machine de uitwendige objectivatie van de verstandelijke reflectie die we uitoefenen in de natuurwetenschap. Merk op dat de werking van de als-dan-regel nog steeds berust op het feitelijk gebruik van de zelfde als dan redenering. De automaat is ook nog steeds een werktuig. Als ik de machine zo en zo programmeer dan zal deze doen wat ik wil. De regel die we uitoefenen als we de Als-dan-regel gebruiken is: als (als A dan B) en A) dan B. Maar deze heeft dezelfde abstracte vorm. Informatie-techniek is daarom techniek in het kwadraat: techniek van de techniek.
Dat de machine vanzelf werkt, dat komt door de eigen werking van de natuur, dat de machine werkt (dat wil zeggen doet wat wij willen) dat komt omdat de machine zodanig is ingericht dat de werking overeen komt met de betekenis die wij aan het programma geven. Het programma en de machine passen bij elkaar als de sleutel bij het slot. Door de sleutel te gebruiken in het slot geeft het slot de gebruiker toegang tot het huis.
Wat een machine doet is rekenen. Zonder mechanisme kan de mens niet rekenen. De rekenende mens maakt van zichzelf een machine. Hij volgt regels die eenduidig voorschrijven wat hij moet doen. Dat doen bestaat uit het manipuleren van tekens (calculi) volgens bepaalde regels. Tijdens het rekenen hoeft de denkende mens niet te bedenken wat de tekens voorstellen. Pas aan het eind van de berekening is dat van belang. Bij het rekenen ligt vast welke vorm het resultaat van de berekening heeft. Deze is bijvoorbeeld een getal, of een formule van een bepaalde vorm. Dat is typisch voor het rekenende denken.
Zoals algemeen bekend is een Salomonsoordeel een wijs oordeel in een lastig conflict. Een lastig conflict is een conflict waarbij twee partijen recht menen te hebben op een zelfde goed terwijl slechts één partij werkelijk het recht heeft op dat goed. Een goed voorbeeld van een lastig conflict is het conflict tussen Poetin en Zelenski over het gebied de Donbas. Ik vroeg me af of er een Salomonsoordeel bestaat dat een oplossing kan bieden in dit conflict.
Maar hoe kwam Salomon eigenlijk tot zijn oordeel en waarom was dit een oplossing voor het conflict waar hij een oordeel over moest vellen? Ik las de bijbeltekst er nog eens op na. Mijn conclusie is dat we als lezer moeten aannemen dat de verteller de waarheid in pacht heeft. Helaas bestaat de waarheid niet meer en heeft niemand die in pacht. Dat maakt het oplossen van conflicten zoals dat over de Donbas tegenwoordig lastig. Wie was Salomon en hoe gaat het verhaal?
Salomon was de zoon van David en de schoonzoon van de koning van Egypte. Volgens de Hebreeuwse Bijbel was hij de derde en laatste koning van het Verenigd Koninkrijk Israël. Hoe wijs Salomon was daarvan getuigt de Bijbel.
Een samenvatting gaat zo:
“Twee vrouwen komen bij Salomon met een kind waarvan beiden beweren dat het van hen is. Salomon laat een dienaar een zwaard halen om het kind in tweeën te hakken, zodat elke vrouw een deel van het kind kan krijgen. De echte moeder roept ontsteld: ‘Doe dat niet, geef het dan maar aan haar’, maar de andere vrouw zegt: ‘Ja hak het maar in tweeën, dan krijgen we het geen van beiden.’ “
Het Bijbelverhaal is te mooi om samen te vatten. We lezen Koningen 3:16-27.
16. Toen kwamen er twee vrouwen, die hoeren waren, tot den koning; en zij stonden voor zijn aangezicht.
17 En de ene vrouw zeide: Och, mijn heer. Ik en deze vrouw wonen in een huis; en ik heb bij haar in dat huis gebaard.
18 Het is nu geschied op den derden dag na mijn baren dat deze vrouw ook gebaard heeft; en wij waren te zamen, geen vreemde was met ons in dat huis, behalve ons tweeën in het huis.
19 En de zoon dezer vrouw is des nachts gestorven, omdat zij op hem gelegen had.
20 En zij stond ter middernacht op, en nam mijn zoon van bij mij, als uw dienstmaagd sliep, en leide hem in haar schoot, en haar doden zoon leide zij in mijn schoot.
21 En ik stond in de morgen op, om mijn zoon te zogen, en zie, hij was dood; maar ik lette in den morgen op hem, en zie, het was mijn zoon niet, dien ik gebaard had.
22 Toen zeide de andere vrouw: Neen, maar die levende is mijn zoon, en de dode is uw zoon; gene daarentegen zeide: Neen, maar de dode is uw zoon, en de levende is mijn zoon! Alzo spraken zij voor het aangezicht des konings.
23 Toen zeide de koning: Deze zegt: Dit is mijn zoon, die leeft, maar uw zoon is het, die dood is; en die zegt: Neen, maar de dode is uw zoon, en de levende mijn zoon.
24 Verder zeide de koning: Haalt mij een zwaard; en zij brachten een zwaard voor het aangezicht des konings.
25 En de koning zeide: Doorsnijdt dat levende kind in tweeën, en geeft de ene een helft, en de andere een helft.
26 Maar de vrouw, welker zoon de levende was, sprak tot den koning (want haar ingewand ontstak over haar zoon), en zeide: Och, mijn heer! Geef haar dat levende kind, en dood het geenszins; deze daarentegen zeide: Het zij noch het uwe noch het mijne, doorsnijdt het.
27 Toen antwoordde de koning, en zeide: Geeft aan die het levende kind, en doodt het geenszins; die is zijn moeder.
Het commentaar is dat dit een slimme zet was van Salomon, want “daardoor wist hij dat de eerste vrouw de echte moeder is”.
In 25. heeft de tekst het over “de vrouw, welker zoon de levende was“. Daarmee geeft de verteller aan al te weten wie de rechtmatige moeder van het kind is. En dat staat juist ter discussie. Nu kun je zeggen dat het verhaal is geschreven nadat het oordeel door Salomon is uitgesproken en dat de verteller in retrospect de vrouwen op grond van dit oordeel kon waarmerken als de echte en de onechte moeder van het kind. Maar op grond waarvan oordeelde Salomon dat de vrouw die zei: “geef haar het kind en doodt het niet” de moeder was van het nog levende kind? Dat kon Salomon helemaal niet weten. Waarom zou de andere vrouw niet kunnen vinden dat de jongen in leven moest blijven ook al zou deze haar niet toebehoren? Met het oordeel “die is zijn moeder” kan Salomon onmogelijk bedoeld hebben een waarheid uit te spreken die buiten dat oordeel al vast lag. De vrouw die het kind in leven wilde houden kreeg door Salomons oordeel de rechtmatige status van moeder van het levende kind. Niet omdat ze de “ware moeder” is, want die waarheid blijft voor de wijze koning verborgen, maar omdat ze voor het leven van het kind koos.
Dat deze vrouw, die volgens de verteller en volgens Salomon de echte moeder is, voor het leven van het kind koos, dat is een conclusie die Salomon trok vanwege haar uitspraak “Och, mijn heer! Geef haar dat levende kind, en dood het geenszins.”. Maar was het niet een list van deze vrouw die van deze redenering gebruik maakte als middel om de koning tot zijn conclusie te doen komen, de redenering namelijk dat een vrouw die dit zegt wel de echte moeder moet zijn. Alsof het hier om een ‘eerlijk signaal’ (‘honest signal’) ging, een teken dat niet gesimuleerd kon worden en daarom onmiddellijk tot Salomons conclusie moest leiden.
We weten het niet. Er rest ons niets dan te vertrouwen op de eerlijkheid van de moeder die voor het leven van het kind koos.
Het is als zo vaak de verteller die meent de waarheid in pacht te hebben. Maar zonder zijn vertrouwen in de getuigenis van de vrouw en de macht en wijsheid van de koning is die waarheid niets waard.
In het conflict rond de Donbas zijn er vele vertellers. Die hebben reeds partij gekozen. Ze hebben de waarheid in pacht. Er is geen Salomon, geen autoriteit, die een oordeel kan uitspreken dat door beide partijen als een wijs oordeel wordt erkend.
Het oordeel over de Donbas wordt uitgesproken door de vele kinderen die door de beide strijdende partijen worden opgeofferd. Geen van de partijen lijkt het leven van deze kinderen meer waard te zijn dan de erkenning van hun eigen waarheid. Noch Poetin, noch Zelenski zegt ons is het land en de kinderen meer waard dan het bezit ervan. Dat is de trieste conclusie.
En de Westerse landen gooien olie op het vuur door steeds meer miljarden te besteden aan een “oplossing” voor het conflict. Die oplossing bestaat uit meer en krachtiger wapens. Ter verdediging wordt aangevoerd dat het om de verdediging gaat. Alsof er een oorlog bestaat die aan de oorlog een einde kan maken.
Wapens ter verdediging. Volgens de grondwet van de VS (het Second Amendment stamt uit 1791) heeft iedere volwassen Amerikaan het recht om wapens in bezit te hebben. Om zichzelf, gezin, kinderen te verdedigen tegen mogelijk levensbedreigend geweld door de anderen. De geschiedenis leert wie wapens ter hand heeft neemt vroeg of laat de wapens op. Poetin nam de wapens ter hand omdat hij zich bedreigd voelde. In Amerika pleit de wapenlobby ervoor dat scholen zich beter moeten bewapenen om geweld te voorkomen. Tegen gestoorden, mensen die zichzelf, hun naast of hun natie bedreigd voelen. Die geloven in een of ander complot, zoals een omvolkingstheorie.
In Nederland reageert de regering en het volk geschokt op de ontwikkelingen in de Donbas en in Amerika. Ondertussen heeft ook hier de wapenlobby het voor het zeggen. We moeten meer wapens hebben. Om ons te verdedigen, omdat wij de waarheid in pacht hebben. Dat is de trieste situatie. Wie doorbreekt de cirkel en zegt: “het is genoeg”. Laten we het kind, de aarde, in leven houden, van wie het ook is. Want alleen diegene is de rechtmatige ‘eigenaar’ die kiest voor het voorbestaan van het leven van het kind, in de Donbas, of waar dan ook.
Enige nabeschouwingen over de echtheid
Het Bijbelverhaal spreekt van de “echte moeder”. Salomon moet oordelen wie van de twee vrouwen dit predicaat toebehoort. Over de betekenis van dit woord wordt niet gediscussieerd. We leven in andere tijden. De technologie heeft de situatie veranderd. Wat een moeder is moet telkens opnieuw worden vastgelegd. Moeder kan tegenwoordig zijn: biologische moeder, draagmoeder (in de Bijbel de vrouw die het kind gebaard heeft), de vrouw die het kind heeft gevoed of opgevoed, misschien de vrouw van de vader van het kind. Wie heeft het recht te bepalen wie de ‘echte’ moeder is van het kind dat vele moeders heeft? Moeten we dat wel vastleggen? Met welk doel? Voor Salomon was het duidelijk waar het om ging: het gaat om het leven van het kind. Wat de ‘echte’ moeder is dat zal hem worst wezen. Dat Platoonse idee is allang uit het zicht verdwenen.
De slimme vrouw die veinsde de moeder van het kind te zijn door tegen de rechter te zeggen “Doodt het kind niet!” gebruikt deze uitspraak als middel om de rechter tot het door haar gewenste oordeel te doen komen. De technologie maakt slimme machines mogelijk, machines die onze taal spreken als middel en daarmee veinzen intelligent te zijn, zoals mensen.
Of een machine of een mens intelligent genoemd kan worden hangt af van het getoonde gedrag, niet van het oordeel dat deze intelligent is omdat deze (van nature of bij decreet) tot een intelligente categorie van dingen behoort. De moeder is slechts moeder zolang ze zich als moeder van en voor het kind gedraagt. De machine is intelligent zolang en voor zover deze intelligent gedrag vertoont. Wat dat is, intelligent gedrag, dat moet per situatie bekeken worden. Er is geen methode of procedure die dat vastlegt en die in iedere situatie kan worden toegepast. Het kan dus geen intelligente machine zijn, die beslist of gedrag intelligent is. Dat is aan ons mensen voorbehouden.