Het boerenverstand en de ecologische strijd om de feiten

De statistici van het RIVM hebben de lengte van de Nederlandse boer vastgesteld: die is 1.754 meter, zo rapporteren ze op hun website.

De mensen van de BBB (de beweging die opkomt voor alle boeren en burgers) hebben een ‘fact check’ gedaan. Hun conclusie: er is niet één boer die deze lengte heeft. Het RIVM zit er dus 100 % naast, concluderen ze. (En de presentatoren van de praatprogramma’s praten hen na.)

De wetenschapper zegt ter verdediging: wij gebruiken mathematische modellen en we baseren ons op de feiten. Hij legt uit. Dit statistisch model heet ‘Gemiddelde’. De feiten zijn vastgesteld door metingen. Stagiaires bij het RIVM zijn onder leiding van een hoofdonderzoeker het veld in gegaan op zoek naar boeren. Ze hebben van elke aangetroffen boer de lengte gemeten met een geijkte methode, een meetlat. De gevonden en gemeten lengtes zijn opgeteld en door het aantal gemeten lengtes gedeeld. Dat is het algoritme (de rekenmethode) volgens welke ons model werkt. De uitkomst is 1.754 meter. Dat zijn de feiten.

Door te meten stelt je de feiten vast. “Voor zover ik de werkelijkheid door ervaring ken, ken ik hem als feitelijk” (Jan Peters)

Caroline van der Plas: Maar deze boer, die boer en die boer. Voor geen van hen klopt de uitkomst.

RIVM: De wetenschap gaat niet over particuliere boeren, de wetenschap gaat over algemene verschijnselen.

Zoals Aristoteles reeds zei: de medische wetenschap gaat niet over Socrates, maar over bepaalde ziektes en hun symptomen en hoe die te bestrijden. Dat geldt ook voor boeren.

De BBB: Maar de regering zegt wel tegen deze boer en tegen die boer dat hij op moet knarren omdat hij te lang zou zijn. (De Europese Rechter heeft bepaald dat boeren gemiddeld niet langer mogen zijn dan 1.65 m. De regering heeft zich daar aan te houden. Is democratisch besloten. Door stemmen te tellen.)

Caroline van der Plas: en daarbij beroepen jullie je op dat model van het RIVM. Dat dus voor deze boer en voor die boer gewoon niet klopt.

Caroline van der Plas vergist zich: als ze Lara Billie Rense hoort zeggen “Fijn dat u luistert” denkt ze dat deze het tegen haar heeft. Maar de radiopresentatrice kent haar niet eens en weet niet eens of ze wel luistert.

RIVM: Dat klopt. Wij zeggen niet dat deze boer of die boer op moet knarren. Dat doet de regering trouwens ook niet. Wij zeggen alleen de lengte van de gemiddelde boer (pardon: de gemiddelde lengte over alle boeren) is 1.754 meter, en dat is meer dan 1.65 meter. Advies aan de regering: doe er wat aan.

De Boeren: Hoe dan? Als het om de gemiddelde lengte gaat die minder moet worden, welke boer moet dan gekort worden? Wie wijst de boer aan?

De regering: Dat laten we aan de provincie over. We hebben voor elke provincie bepaald wat de gemiddelde lengte voor die provincie moet worden. De provincie moet bepalen welke van hun boeren gekort moet worden.

Drie jaar later…

De provincie heeft na rijp beraad en hoofdelijke stemming democratisch besloten dat de gemeentes aan zullen wijzen welke boeren er gekort moet worden zodat het gemiddelde op het door de regering gestelde cijfer uitkomt. Het motief: de gemeente staat dichter bij de boer. Enschede kent zijn boeren beter dan Den Haag of Zwolle ze kent. Daarbij mogen de gemeentes met elkaar onderhandelen over de verkoop van restlengtes.

Weer drie jaar later …

Na schier eindeloze kamerdebatten over de wenselijkheid van de handel in restlengtes en heftige ruzies in gemeente en deelraadvergaderingen zijn de gemeentes er niet uit. Boeren die aangewezen worden door de gemeenteraad zeggen zich niet bij het besluit neer te leggen:

Een boer: Ik doe het niet. Ik herken mij niet in dit besluit. Dit is niet mijn regering.

Inmiddels heeft de Europese Overheid na mondiale overleggen besloten de normen voor de lengte van de boer aan te passen. Er zal nog meer gekort moeten worden.

De nationale regeringen moeten hun werk over doen.

De boeren reageren verheugd: het is ze weer gelukt de korting op de boeren uit te stellen.

De Minister voor Wetenschap zegt onaangenaam verrast te zijn over het feit dat een minderheid van het volk zich tegen de wetenschap keert. Hij vergist zich. Het vertrouwen in de wetenschap is groot. Blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.

Waarom legt de particuliere boer zich niet neer bij een besluit dat gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek?

Sommige boeren gaan in discussie met De Wetenschap. Ze zeggen: jullie wetenschappers hebben het over modellen, niet over De Werkelijkheid. Kom achter je beeldscherm vandaan en ga het veld in. De boer die kent de feiten, die staat met zijn poten in de grond. Dat zijn de boeren die denken De Werkelijkheid te kennen buiten de Wetenschap om. Op basis van een speciaal vermogen: boereninzicht, gevoel, intuïtie. Zij wanen zich een soort God (de God van Leibniz die alle boeren persoonlijk kent), een God die direct toegang heeft tot de feitelijke werkelijkheid. God meet niet, God weet.

Dat is de boer die dicht bij De Natuur staat. Hij is Natuur.

De moderne mathematische wetenschapper heeft zich van de natuur verwijderd. Net als de boer die achter het beeldscherm zit om de administratie van de chemicaliën bij te werken of om de melkrobots te monitoren. Voor de fysicus is de materie een statistische vergelijking. De Minister, die fysicus was, denkt nog op meerdere plaatsen tegelijk te kunnen zijn. Voor Leibniz’ God zijn alle mogelijke werelden even werkelijk. Iedere boer leeft in zijn eigen universum, heeft zijn eigen feiten.

“Mijn meningen zijn feiten”. Stelt het ‘malin genie’ Thierry Baudet.

“En God zei terecht dat het goed was.” zei de Jehova’s getuige. Hij kan het weten.

Maar God laat zich niet in de kaart kijken.

De mathematicus houdt alleen dat voor werkelijk mogelijk wat hij denkend voor mogelijk houdt. Descartes, Leibniz, Hume, Wittgenstein, het zijn allemaal mathematici. Maar denken is geen kennen. Een machine kan dan misschien denken. Hij ziet niets. Daarom kan hij ook niet blind schaken. De algoritmes van de belastingdienst kennen de slachtoffers van de toeslagenaffaire niet. De machine toont de zin “U bent fraudeur”, maar zegt niets, want hij kent U niet. Net zo min als Lara Billie Rense Caroline van der Plas kent.

Hume had het over feitenkennis. Matters of fact. Hij zei: dat is kennis die uitgedrukt wordt in synthetische oordelen en daarvan is het tegendeel, de ontkenning, ook mogelijk. Hume’s matters of fact zijn dus geen feiten. Als het een feit is dat vandaag de zon op is gegaan, dan kan het tegendeel, dat deze niet op is gegaan niet ook mogelijk zijn. Dat iets een feit is betekent dat het tegendeel niet mogelijk is. Hume verwart mathematisch logisch mogelijk met werkelijk mogelijk. Het empirisme van Hume blijkt een mathematisme te zijn.

De statisticus denkt als Hume: wat wiskundig mogelijk is, is werkelijk mogelijk. De technologie probeert het waar te maken. De echte werkelijkheid is een benadering van de wiskundige. Alsof je door maar lang genoeg te schuren van een vlak tafelblad een wiskundig vlak kan maken. Zo denkt de moderne wetenschapper: als we onze modellen maar lang genoeg bijschaven komen we steeds dichter bij De Werkelijkheid.

De boer zegt: ik ben de Werkelijkheid, ik ben de Natuur, ik ben God. Mijn meningen zijn feiten. Mij bereik je niet met je modellen.

Maar er is hoop. Er zijn misschien mogelijkheden waar we niet aan gedacht hebben. Er kunnen dingen gebeuren die echt anders zijn. (Ik bedoel de gebeurtenis ‘in sterke zin’ waar Gert-Jan van der Heiden het over heeft in zijn Metafysica. Een poging ons te bevrijden van het mathematisme.)

God laat zich niet in de kaart kijken.

Zoals mijn goede moeder altijd zei: wat niet kan, is nog nooit gebeurd.

“Wij moeten ons meesters en heersers maken over de natuur.” schreef Descartes in zijn Discours waarin hij het fundament van onze kennis zocht in de wiskunde.

“Ik denk dus ik ben. Ik denk dus ik ben … God.” Zo begint Houria Bouteldja haar aanklacht tegen de witte mens.

Bouteldja heeft toch gelijk.

Volgens de Frans-Algerijnse ‘indigène’ zit het machtsdenken van de witte mens diep verborgen in de metafysica van Descartes. “Ik denk dus ik ben degene die overheerst.” “Ik denk dus ik ben de moderne, mannelijke, kapitalistische, imperialistische mens.”

“Het cartesiaanse ‘ik’ legt de filosofische fundamenten van de witheid.”

Hoe moeten we de woede van de boer begrijpen?

“Ik begrijp de woede van deze tijd als resultaat van het streven naar het eigen gelijk, dat wil zeggen: de discrepantie tussen de belofte en de gemankeerde realisatie
daarvan.” schrijft Hans Boutellier in Het Nieuwe Westen, over identiteitspolitiek en polarisatie (Van Gennep, 2021) De boer wil God zijn, maar het lukt maar niet.

De mathematische natuurwetenschap snapt het leven niet. De strijd van de woedende boer om de feiten is een ecologische strijd om een nieuwe natuur. Een strijd tegen de egologie van Descartes, tegen de egologie van de witte mens, tegen de egologie van de boer.

Published by

admin

Rieks op den Akker was onderzoeker en docent kunstmatige intelligentie, wiskunde en informatica aan de Universiteit Twente. Hij is gepensioneerd.

Leave a Reply