Er zijn grenzen. Maar zijn er ook grenzen die niet overschreden kunnen worden?
Er wordt wel gezegd dat de stikstofcrisis in Nederland komt door de stikstofwetten. Die leggen grenzen op aan de stikstofdeposities die nog toelaatbaar zijn. Als er geen grenzen waren konden ze ook niet overschreden worden. Zo wordt gedacht. Waarom zijn er grenzen?
Er schijnt een grote behoefte te bestaan aan grenzen en aan het overschrijden daarvan. Mensen overschrijden grenzen op zoek naar contact met de werkelijkheid, de confrontatie met de ander.
De kwestie is meestal niet òf er een grens moet zijn, maar wáár die moet liggen. Het antwoord op die vraag moet door trial and error gevonden worden. Het is een interaktie proces waarbij de beide zijden van de grens betrokken zijn.
Waar onverschilligheid heerst, waar mensen niet op elkaar betrokken zijn en er geen contact is, waar mensen langs elkaar heen leven, zullen er ook geen grenzen overschreden worden. Grensoverschrijdend gedrag is een verschijnsel dat hoort bij betrokkenheid, bij contact. Iedereen heeft behoefte aan contact, want alleen in relatie tot anderen is een mens iemand. Maar wie bepaalt wanneer en hoe veel?
Waar ligt de grens tussen sexy gedrag en vulgair gedrag? Die vraag kwam op naar aanleiding van het jaarlijkse Rotterdamse ‘Caribische’ straatfestival. Unlimited is de toepasselijke naam van het festival. Zonder grenzen.
Zomercarnaval Rotterdam Unlimited (Rijnmond)
De meningen over wat toelaatbaar en wat ‘vulgair’ en ontoelaatbaar is zijn verdeeld. Bepaald expressief dansgedrag bekend als ‘bubbling’ waarbij de lichamen van man en vrouw tegenelkaar schuren, wordt als grensoverschrijdend beschouwd.
“Het beroemde Rotterdamse Zomercarnaval was tot nog toe aan de noodlottige invloed van de nieuwe zedelijkheidsapostelen ontsnapt. Dat is niet langer het geval. Als zaterdagmiddag in Rotterdam de parade los gaat, is bubbling door de organisatie verboden.” (historicus Han van der Horst).
Die verdeeldheid heeft alles te maken met cultuurverschillen.
“Over de hele wereld vieren mensen een vorm van carnaval, bijvoorbeeld op Kaapverdië en Rio de Janeiro. En nu zeggen mensen die geen kennis hebben van de culturele historie van het feest dat onze vorm van expressie vulgair en ordinair is. Dat is een typische Europese reflex.” (Natascha Slagtand van Nederland wordt Beter)
“Mensen die geen kennis hebben van de culturele historie” zijn buitenstaanders. Ze staan aan de kant en ze “vinden er wat van”. Door de insiders wordt dit als bemoeizucht ervaren. Ook een vorm van grensoverschrijdend gedrag.
Hoe bloot mogen naveltruitjes van de leerlingen in de klas zijn? Het is een jaarlijks terugkerende kwestie. Grensoverschrijdend gedrag: Putin die landsgrenzen en morele grenzen overschrijdt. De chef die zijn handen niet thuis kan houden als de secretaresse langs komt. Grensoverschrijdend gedrag, het is bijna dagelijks in het nieuws. Het raakt ons kennelijk. Het is schokkend soms. Maar wat schokt er?
Waarom zijn er grenzen? Zijn grenzen door mensen vastgesteld? Zoja, op grond waarvan liggen die dan daar en niet een eindje verder of terug? Hoe willekeurig is de plaats van de grens?
Een grens is iets wat het ene van het andere scheidt en tevens verbindt. Grensoverschrijdingen komen typisch voor tussen buren en buurlanden. In het algemeen tussen mensen of naties die een relatie met elkaar hebben. Of tussen begrippen die iets met elkaar hebben, omdat ze dicht bij elkaar liggen, of juist polair zijn.
Wanneer de leden van een groep geen relatie met elkaar hebben dan heerst onverschilligheid. Er is dan geen inhoudelijk verschil tussen de leden. Verschil is er pas als er een relatie, een betrokkenheid, van de leden is. Geen verschil, onverschilligheid, betekent geen relatie. Zo’n onverschillige groep individuen heet een massa.
We kennen zo’n onverschillige massa als een wiskundige verzameling, een grondbegrip van de wiskunde. De elementen van zo’n verzameling hebben niets met elkaar. Ze zijn toevallig element van de verzameling. Twee verzamelingen zijn gelijk als ze dezelfde elementen hebben. De identiteit van de verzameling is volledig bepaald door de elementen die er in zitten. De reden waarom ze element zijn is niet van belang.
De wiskundige verzameling en het begrip grens dat van buiten af gesteld is is gebaseerd op een principe van de werkelijkheid dat we ‘uitwendigheid’ noemen. Door dit principe heeft alles een kwantatief, of algemener: structureel, aspect. De wiskunde is de wetenschap van de kwantiteiten, tegenwoordig algemeen: van de structuren. De toepasbaarheid van de wiskunde berust op het feit dat aan alles een kwantatief moment aanwezig is. Uitwendigheid en onverschilligheid zijn gerelateerde begrippen. Een kwantitatieve bepaling van iets is een bepaling waartegenover dat iets onverschillig staat. Als je de kwantiteit verandert verandert het zelf niet.
Uitwendigheid is ook de relatie die het denken van de wiskunde heeft tegenover de werkelijkheid. Wiskunde gaat over objecten die niet werkelijke (fysieke) objecten zijn. Het zijn quasi-objecten. Getallen en driehoeken zijn niet zintuiglijk waarneembaar. Waar we mee werken, rekenen, en redeneren in de wiskunde, dat zijn voorstellingen van deze gedachte-dingen, dingen die we als object denken. We tekenen een driehoek, we werken met formules als we rekenen. We kunnen een appel denkend in tweeën delen en nog eens en nog eens, maar de echte appel wordt daar niet anders van.
Tellen is de meest basale wiskundige handeling. Wanneer we dingen tellen zien we af van hun inhoudelijk verschil: het zijn losse entiteiten, die slechts ruimtelijk van elkaar onderscheiden zijn. De volgorde waarin we de dingen tellen doet er voor het resultaat niet toe. Het resultaat is het getelde aantal. Om te tellen gebruiken we de namen voor de getallen: 1, 2, 3, etc. Die vormen een notatie-systeem. Na 12.345 komt 12.346.
Een grens, daar kunnen we dus verschillende dingen mee bedoelen.
Een kwantitatieve grens is een grens waarvan de overschrijdbaarheid bijvoorbaat mee gedacht is. Het begrip natuurlijk getal omvat alle gehele positieve getallen. Er is geen grootste getal. Ieder getal is een grens die ook geen grens is. Daarom kunnen we er willekeurig grote hoeveelheden mee tellen. Als we de grens van het universum als kwantitatieve grens denken (zoals bijvoorbeeld Kant doet in zijn Kritik der reinen Vernunft) dan is elke grens van het universum tevens geen grens. Deze is overschrijdbaar. Een paradox.
Het universum is niet iets zuiver mathematisch, zoals ook Descartes dacht. Het is een fysische entiteit. Een kwantitatieve grens is iets anders dan een fysieke, natuurlijke, grens.
Het kwantitatieve grensbegrip vindt zijn grens in dat waar een bepaalde grens uitdrukking of grens van is: van een kwaliteit. We spreken dan van maat. Maten gebruiken we bij het meten. Algemeen: we gebruiken structuren om de natuur, de werkelijkheid, te kennen. De natuur heeft zelf zijn maat. Dat is de specifieke wijze waarop het zijn uitwerking heeft in allerlei natuurverschijnselen. Dat zijn bijvoorbeeld de wetmatigheden en de constanten van de natuurwetenschappen.
Simpel voorbeeld: de toestandsovergang van water naar ijs. Je kunt water afkoelen. Dat is een kwantitatieve verandering van de temperatuur van het water, het water blijft water onverschillig de temperatuur ervan. Maar er is een grens. De overgang naar ijs bij nul graden. Er treedt een “kwalitatieve sprong” op: van vloeibaar naar vast. De natuur kent haar grenzen. Er zijn natuurconstanten, zoals de smelttemperatuur van een vaste stof.
Lastig, klassiek, voorbeeld: uit hoeveel graankorrels bestaat een hoop graan? Wanneer ik één graankorreltje weghaal van een hoop heb ik dan geen hoop meer? Nee, natuurlijk niet. En als ik nog één weg haal? En nog één? Hoelang kan ik doorgaan? Er is een grens. Op een gegeven moment zijn er nog zo weinig over dat er geen sprake meer kan zijn van een hoop. (De lezer kent het probleem van de koektrommel. Zou moeder het zien als ik nòg een koekje neem?) Een hoop bestaat dus enerzijds, kwantitatief beschouwd, uit een veelheid, maar de hoop als eenheid, als kwaliteit, overstijgt iedere kwantitatieve bepaling. Een paradox.
Een ‘hoop’ dat is een vage term, een vaag begrip. Zoals de meeste van onze woorden en begrippen.
We zeggen er moet een grens zijn waar het ene begrip overgaat in het andere. Maar waar ligt die grens? Waar ligt de grens tussen sexy en vulgair? Tussen acceptabel en niet acceptabel gedrag? Kun je dat verschil kwantificeren, in meetbare termen uitdrukken?
De maat is de eenheid van kwaliteit en kwantiteit. Door te meten drukken we een bepaalde kwaliteit op kwantitatieve, structurele wijze, uit. Het resultaat heet informatie: kennis van de gemeten zaak op kwantitatieve wijze uitgedrukt.
De reden waarom we de grens hier en niet daar leggen moeten we dus zoeken in de natuur van de zaak zelf. Het probleem is dat we niet anders toegang hebben tot ‘de zaak zelf’ dan door een moeizaam ‘gesprek’ met de werkelijkheid waarin we leven. Mensen die gedrag moeten classificeren als ‘sexy’ dan wel ‘vulgair’, of als ‘dominant’ dan wel ‘agressief’, zijn het vaak niet met elkaar eens. Dat heeft alles te maken met hun betrokkenheid bij dat gedrag. Ze staan er namelijk niet onverschillig tegenover; sociale functie, ervaringen en culturele achtergrond zijn factoren die een rol spelen.
Maar wacht even! Wie hebben die woorden ‘sexy’ en ‘vulgair’ aan het gedrag gehecht? Komen die zo maar uit de lucht vallen? Zijn dat niet de buitenstaanders, de blanke westerlingen, de beschaafde moraalridders, die niets begrijpen van de Caribische cultuur? Niets begrijpen van de ander en er toch iets van vinden, dat is ook een relatie. En aan andere culturen je woorden, begrippen en grenzen opdringen is ook een relatie.
Vaak komt de klacht over grensoverschrijdend gedrag van iemand die direct bij dat gedrag betrokken is (geweest). Het kan soms lang duren voor iemand afstand kan nemen tot dat gedrag en er iets van zegt, of, als het gedrag niet verandert, er mee naar buiten treedt, met het verzoek aan anderen er iets van te zeggen.
Je zou zeggen dat je mensen die niet betrokken zijn het gedrag moet laten beoordelen. Dat is de technocratische oplossing, vanuit een mathematische houding. Onbetrokkenheid wordt dan als ideaal gezien om tot een ‘objectief’ oordeel te komen. Van buiten af leggen we regels op aan ‘de anderen’. Bij de praatprogramma’s over grensoverschrijdend gedrag gaat het altijd over het gedrag van ‘de anderen’. De woorden sexy en vulgair, deze classificaties, zijn door buitenstaanders aan het gedrag van anderen opgelegd. Zo nemen ze hen de maat. Wetenschappers worden erbij gehaald want die hebben de gewenste afstand tot de objectieve feiten.
Amerigo Vespucci schrijft in zijn brieven (1503) over een Tupi stam in de binnenlanden van Brazilië. Hij merkt op dat de stamleden wel mensenvlees eten. Kannibalisme heeft een negatieve klank, maar wat is het idee dat er achter zit? Waar is dit gedrag een uiting van? Misschien is het om medische redenen? Als overwinningsritueel? De rituele slacht bij sommige religieuze groepen wordt soms heftig door buitenstaanders bekritiseerd, omdat het indruist tegen hun morele waarden.
Is er een autoriteit die een neutraal oordeel kan geven over bepaald gedrag? Iemand die niet betrokken is, die niet partijdig is? Is er een objectieve maat voor beschaafd gedrag, waarmee we de verschillende beschavingen langs de meetlat kunnen leggen?
Een pregnant voorbeeld van de wens om niet betrokken te zijn als garantie voor het kunnen geven van een moreel rechtvaardig oordeel zagen we tijdens de corona-pandemie.
De medisch/ethische commissie die een protocol cq. algoritme moest bedenken voor het toewijzen van IC-bedden aan patiënten tijdens de corona-crisis bepaalde dat het medisch personeel dat erover ging niet zelf bij de ‘kandidaatpatiënten’ betrokken mocht zijn. Het protocol moest er komen omdat het als onrechtvaardig werd beschouwd wanneer het van het toeval afhangt of iemand een IC-bed krijgt toegewezen (de patiënt woont bijvoorbeeld toevallig bij een ziekenhuis waar plek is). Er moest een centrale landelijke registratie komen met een centraal computersysteem dat bedden toewijst aan belanghebbende ‘gegadigden’. De computer beslist. Objectief, want de computer is niet betrokken.
Als zaken gevoelig liggen kiezen we voor een externe commissie die regels voor gedrag opstelt. Die moeten anderen (ambtenaren) dan blindelings uitvoeren (implementeren, handhaven). Ze worden geacht programmeerbaar te zijn. De ambtenaar voert regels en wetten uit, zonder persoonlijke betrokkenheid. Ook dat is een relatie: tussen regel-maker en uitvoerder. De verantwoordelijkheid van de uitvoerder gaat niet verder dan het uitvoeren van de opdracht die hem is opgelegd.
Een belangrijk kenmerk van onze westerse informatiemaatschappij is dat we alles proberen in wiskundige structuren en exacte regels vast te leggen: in modellen. Die kunnen we in de computer stoppen die dan voor elk specifiek geval kan berekenen of er een grens overschreden is. (Denk aan fraudedetectie, de toeslagen-affaire.) Een geval kan nooit iets nieuws opleveren in die zin dat het de regels in vraag stelt. Elk geval past per definitie in de datastructuren van de algoritmes.
De grote makke is dat we de neiging hebben aan deze modellen vast te houden. We zien ze niet meer als ‘toevallige’ uitdrukking van een historisch begrip van waar de grenzen liggen. We verklaren de wiskundige modellen en de computeralgoritmes voor heilig. Alsof we een keer in staat zijn geweest om voor eens en altijd exact vast te leggen wat de inhoud van een bepaald begrip is en waar de grenzen liggen. Alsof het om een wiskundige stelling gaat die eenmaal ontdekt voor altijd waar blijft.
Er is een autoriteit voor nodig om die historisch vastgelegde grens te bewaken: de Staat, de Paus, de Wet, de Bijbel, de Torah, de Koran. Maar de autoriteiten lijken welhaast bij uitstek degenen te zijn die zich niet aan de regels houden. Ze blijken ook maar gewone mensen te zijn, ook al denken ze soms boven de wet te staan. Er is een andere autoriteit voor nodig om de grens van de macht van de grensbewakers in te perken. Wat is die autoriteit? Inzicht in de zaak zelf?
“Het gezond verstand is het best verdeelde goed ter wereld” zei Descartes die de oude wijsheden van de autoriteiten van Kerk en Staat tegen het licht hield en te licht bevond. Maar je moet dat verstand wel goed gebruiken. Wat voor Descartes betekende dat je de methode van de wiskunde moet volgen. Helaas zijn niet alle begrippen zo helder en onderscheiden (“claire et distincte”) als in de wiskunde. Daarom moeten we ze mathematiseren, er wiskundige modellen van maken. We moeten onze begrippen op mathematische wijze uitdrukken. Wanneer we deze mathematische uitdrukkingswijze verabsoluteren en het resultaat ervan niet meer zien als uitdrukkingsrelatie dan verdwijnt de zin ervan. De mens die de uitdrukking niet meer als uitdrukking ziet dreigt verdeeld te raken tussen enerzijds een mathematische wereld, waarin iedere zin ontbreekt en anderzijds een mystieke wereld, waarover we niet kunnen praten.
De mathematische denkhouding heeft in onze westerse wetenschappelijke samenleving een concrete gestalte gekregen in de vorm van de kunstmatige intelligentie. Deze houdt ons als het ware een spiegel voor. Het is dan ook niet zo gek dat juist in ons technologische informatiemaatschappij de grenzen voortdurend ter discussie staan en overschreden worden. Het is een symptoom van een zoeken naar de grond van de grenzen die we stellen. Informatie over een zaak is nu eenmaal niet hetzelfde als werkelijk inzicht in de natuur van de zaak zelf. We zijn niet tevreden met onze nieuwe goden: de onbetrokken kunstmatig intelligente algoritmes die ons wel even zeggen hoe het zit en waar de grenzen liggen.
We kunnen de kritiek van de differentie-filosofen, zoals Nietzsche, Deleuze, Derrida, die de metafysica van Plato ‘op zijn kop zetten’ – en in plaats van de identiteit het verschil als de meest fundamentele categorie van de werkelijkheid beschouwen – zien als een kritiek op het mathematisch/technische denken van onze westerse cultuur. Mens en machine zijn geen identiteiten die op zich bestaan. Deze komen pas tot uiting in hun relatie. Zonder mens is de machine geen machine en zonder machine is de mens geen mens.
Maar ook de differenties en relaties blijken zich heel goed als ‘materiaal’ te lenen voor mathematische structurering. Dat gaat via de uitwendigheid van de taal. In grote taalmodellen (LLMs) worden de betekenissen van de woorden van ‘onze’ taal vastgelegd door middel van veel-dimensionale ‘word-embeddings’, die de verschillende relaties die elk woord met anderen kan hebben coderen. Dat gebeurt met ‘historisch’ materiaal, de tekst-bestanden waarin het gebruik van de woorden (in een bepaalde cultuur?) tot uitdrukking komt. Zo blijkt het lastig om aan de mathematische denkhouding te ontkomen.
De natuur, en menselijk gedrag is daar een onderdeel van, gaat echter niet op in de uitwendigheid, de structuren, en is daarom niet in mathematische wetten, structuren en regels te vangen. Onze taal laat zich niet in LLMs vastleggen. We voelen wel aan dat ChatGPT niet kan weten waar deze het over heeft. Het is de uitwendige uitdrukking van woordgebruik zonder enig begrip. Niettemin lijkt het vaak heel wat wat ChatGPT aan tekst genereert. Dit wijst ons dat ook wij zelf ons altijd in de vorm van de uitwendigheid moeten uitdrukken. Het verschil met de machine is dat wij dat weten en als een beperking ervaren terwijl de machine dat niet kan weten. Deze wijst ons alleen op die beperking. Als we daar ten minste oog voor hebben.
De Duits/Britse socioloog Norbert Elias, bekend van zijn onderzoek naar het proces beschaving, zei het zo:
“Mathematische begrippen moge men van de taalgemeenschap kunnen losmaken. Driehoeken moge men kunnen verklaren zonder acht te slaan op de historische ontwikkeling, met begrippen als ‘Zivilisation’ en ‘Kultur’ kan men dat niet doen.” (Über den Prozess der Zivilisation, 1939)
Het proces van beschaving dat zijn aanvang in Europa had in de 19de eeuw werd en wordt gezien als een morele vooruitgang van de burgerstand. Deze werd onmiddellijk gekoppeld aan de vooruitgang van wetensschap en technologie. Een wetenschappelijke, technologische, samenleving is een beschaafde samenleving en de zelfbewuste leden ervan dragen dit idee uit en zien het zelfs als hun taak de anderen, de ‘cultuurbarbaren’ hun beschaving op te leggen.
In een dialoog met onze moderne technologie, vroeg ik het chatprogramma ChatGPT of het weet wanneer gedrag sexy of vulgair is. Omdat ChatGPT getraind is met de teksten die het op het internet vindt – het reproduceert wat het programma in die teksten aan uitspraken heeft gevonden – laat het mooi zien hoe ‘we’ over dit onderwerp schrijven.
Dit is wat ChatGPT ervan maakt.
Hallo! Natuurlijk kan ik je uitleggen wanneer gedrag als sexy of vulgair kan worden gezien. Het is belangrijk om te beseffen dat percepties van seksualiteit en vulgariteit kunnen variëren afhankelijk van de culturele context, persoonlijke opvattingen en sociale normen. Wat als sexy of vulgair wordt beschouwd, kan dus verschillen van persoon tot persoon en van cultuur tot cultuur. Hier zijn enkele algemene overwegingen:
Sexy gedrag:
- Zelfvertrouwen: Mensen vinden zelfvertrouwen vaak aantrekkelijk, zolang het niet overgaat in arrogantie.
- Respectvolle flirterigheid: Subtiele, speelse flirterigheid kan als sexy worden beschouwd, zolang beide partijen zich comfortabel voelen.
- Empathie en zorgzaamheid: Het tonen van begrip, medeleven en zorgzaamheid kan aantrekkelijk zijn in sociale interacties.
- Persoonlijke verzorging: Het hebben van goede persoonlijke hygiëne en het tonen van aandacht voor uiterlijk kan positief worden gewaardeerd.
Vulgair gedrag:
- Grof taalgebruik: Overmatig gebruik van vulgaire taal kan als onaantrekkelijk en ongepast worden beschouwd in veel sociale situaties.
- Ongepaste aanraking: Ongevraagde aanrakingen of grensoverschrijdend gedrag worden over het algemeen als vulgair beschouwd.
- Ongepast exhibitionisme: Het vertonen van expliciete, seksuele handelingen in ongepaste situaties kan als vulgair en beledigend worden ervaren.
- Respectloosheid: Gebrek aan respect voor de grenzen of gevoelens van anderen kan als vulgair worden gezien.
Onthoud dat wederzijdse toestemming en respect voor de grenzen van anderen essentieel zijn in elke interactie, vooral als het gaat om seksualiteit en flirten. Wat als sexy wordt beschouwd, kan aanvaardbaar zijn in een bepaalde context, maar kan ongepast zijn in een andere situatie. Het is belangrijk om altijd te letten op de signalen en grenzen van andere mensen en ervoor te zorgen dat iedereen zich comfortabel en gerespecteerd voelt.
Tot zover ChatGPT.
ChatGPT zou heel goed kunnen dienen als hulp bij het schrijven van de onderzoeksrapporten met ‘aanbevelingen’ en ‘algemene overwegingen’ door de talloze commissies en werkgroepen die ingesteld zijn vanwege het toegenomen grensoverschrijdend gedrag. Maar of we daar op zitten te wachten? Zulke rapporten verdwijnen meestal direct in de onderste la. En we gaan over tot de orde van de dag. Wachtend op een volgend ‘interessant’ geval van grensoverschrijdend gedrag. Want zolang we niet onverschillig naast elkaar leven zal zo’n geval niet lang op zich laten wachten.