“Pain, in particular, gives us the most compelling awareness of the power or force of reality.” (Hermann Helmholtz, The Facts of Perception, 1878)
De smart is het oog van de geest. Met deze woorden van Helmuth Plessner begint Jan Hollak zijn beroemd geworden inaugurele rede Van Causa sui tot Automatie (1966) bij de aanvaarding van zijn ambt als ‘ordinarius in de moderne wijsbegeerte’ te Nijmegen. In deze rede blikt Hollak terug in ‘de afgrond van de Europese droom’, de recente geschiedenis van de west-europese geest die op het moment van zijn toespraak de mensheid twee wereldoorlogen had gebracht.
“Eerst moeten distantiërende, vervreemdende krachten werkzaam zijn geweest voordat wij het vertrouwde werkelijk aanschouwen en het voor ons doorzichtig kan worden, en eerst langs deze omweg komen wij tot het vertrouwde terug om het nu werkelijk te verstaan. Aanschouwing van de mens en het menselijke is altijd slechts als andere, ‘met andere ogen’, mogelijk.”
De wijsgeer heeft de taak de geschiedenis van de mens en zijn cultuur tot aan de huidige tijd te bestuderen en ‘tot begrip te brengen’. Voor wie overtuigd is van het dialektische karakter van de menselijke geest zal er na de verbijstering over de recente geschiedenis ook een hoopvol nieuw begin glooien. Zo houdt Hollak zijn gehoor voor. De Holocaust lag nog vers in het geheugen. Eerst nu, vervolgt Hollak, ‘begint de eigenaard van de moderne westerse geest, zoals die in zijn filosofie van de laatste vier eeuwen tot uitdrukking kwam, naar zijn wezen zichtbaar te worden’.
Hoe hoopvol kunnen we nu, alweer bijna zestig jaar later, nog zijn? De west-europese geest is wereld-geest geworden. We leven in een geglobaliseerde wereld waarin we vrijwel dagelijks via de media geconfronteerd worden met oorlogen en terroristische gewelddadigheden. De wereld is een slagveld en een slachtveld. Waar het even vreedzaam lijkt toe te gaan, daar smeulen vaak ondergrondse spanningen die elk moment weer kunnen ontbranden. Neem het al minstens 75 jaar durende conflict in het Midden-Oosten dat recent weer in hevige mate oplaaide toen op 7 oktober 2023 de Hamas vanuit Gaza een terreur-aanval deed op burgerdoelen in Israël. De strijd tussen de Palestijnen en Israël is nog niet gestreden. Of moeten we zeggen de strijd tussen de islamitische en de christelijk-joodse machthebbende regeringen is nog niet gestreden. De strijd tussen regeringen die hun onderdanen gebruiken als menselijk schild en kannonenvoer en die het onbeschrijflijke leed dat ze moeten doorstaan beschouwen als ‘onvermiijdelijke collateral damage’ in hun strijd om de macht.
Daarbij wordt onze blik op de werkelijkheid in hoge mate bepaald door wat de media ons voorschotelen. Op 24 februari 2022 viel Putin Ukraïne binnen. Vanaf die dag kregen we dagelijks beelden te zien van de gevechtshandelingen, beelden die soms deden denken aan de loopgravenoorlog aan de Somme, beelden van de Grote Oorlog. Na het oplaaien van de oorlog in Israël is de strijd om de Krim en de Donbas van de voorpagina’s verdrongen. Nu gaat het vooral over de Gazanen die als ratten in de val zitten. We weten dat ons beeld van de werkelijkheid in sterke mate bepaald wordt door de keuze van de media, maar hebben we een andere keuze?
“De smart is het oog van de geest.” Maar wat is er nou eigenlijk veranderd sinds die twee wereldoorlogen? Hebben de ervaring en de ‘verwerking’ van de Holocaust de west-europese mens ook maar een klein stapje verder gebracht naar de vrijheid en een bestendige vrede, naar een toekomst waarin we ‘van smarten vrij’ zijn? De vraag stellen is haar beantwoorden.
De verlichte, moderne mens en de west-europese filosofie van de laatste vier eeuwen waar Hollak het over heeft, zijn doordrongen van een westers vooruitgangsgeloof. Als er al iets veranderd is sinds de twee grote oorlogen in de vorige eeuw, dan is het dat we in technologische zin ‘vooruitgang’ hebben geboekt. Wat houdt die ‘vooruitgang’ in?
Met de titel van zijn oratie “Van causa sui tot automatie” geeft Hollak al aan dat hij de automatisering verstaat als een soort voorlopig eindpunt in de ontwikkeling van de west-europese geest. Een geest die als het ware aanving met Descartes cogito: het universele twijfel-experiment met het onontkoombare inzicht dat wie denkt ook moet zijn (‘ik denk, dus ik ben’). Die vooruitgang, de ontwikkeling en verwerkelijking van de Hegelse ‘Weltgeist’ is de vooruitgang van de Technische Idee. En die Weltgeist lijkt op haar laatste benen te lopen, nu de autonoom denkende mens, die zichzelf als God (= causa sui) beschouwt, zich in de vorm van de kunstmatig intelligente, ‘denkende machine’ heeft veruitwendigd. In de zelfreflectie op de act van het denken kan het bestaan als denkend niet ontkend worden. Evenmin als we de vrije wil kunnen ontkennen: de act van ontkenning vooronderstelt immers de vrije wilsact. Wie dat ontkent maakt de ontkenning zelf zinloos. Als (het uitspreken van) de bewering een van buiten af gedetermineerd natuurverschijnsel was, zou het niets betekenen. Dan zou het geen ontkenning zijn, maar een zinloos gebeuren.
Die automatie, zo heeft Hollak ons in verschillende artikelen (‘Hegel, Marx en de Cybernetica’, ‘Betrachtungen über das Wesen der heutigen Technik‘) en in zijn colleges duidelijk proberen te maken, is het resultaat van een zelfde zelfreflectie van het denkende ik. Niet filosofisch, maar technisch, dat wil zeggen: in uitwendige vorm. Door de natuur zodanig in te richten, kunnen we deze door ons denken uit te spreken in de richting van de door ons gemaakte constructies, de natuur zelf ertoe brengen de gedachte die we uitdrukken voor ons te realiseren. Via de omweg van de gemathematiseerde natuurprocessen worden onze denkconstructies die we in programma’s uitdrukken automatisch werkelijkheid. En daarin, in de ontwikkeling van op de mathematiserende wetenschappen gebaseerde technologie, hebben we inderdaad sinds de vorige eeuw vooruitgang geboekt. Niet alleen hebben we de fabrieksarbeid, de produktie van materiële goederen, geautomatiseerd, maar ook het interactieve handelen, de dienstverlenende werkzaamheden, de talige interaktie. We kunnen nu hele gesprekken met de machine voeren. De ‘moraal van het verhaal’ van de Weltgeist is de automatisering, de kunstmatige intelligentie.
De vooruitgang van het west-europese denken heeft zich ontpopt, is de stelling, als de vooruitgang van de technologie, de motor van de kapitalistische, op het vrije ondernemerschap en de uitbuiting van natuur en behoeftige burgers, gebaseerde kenniseconomieën; in Oost en in West (Metzger 1964). De oorlogen worden nu met behulp van kunstmatige intelligentie gevoerd, met drones, zelf-doel-zoekende raketten en vliegtuigjes. De oorlog heeft zich ontwikkeld tot een intelligente informatie- en cyber-oorlog. Ons handelen, het bepalen en doen van wat we willen, is afhankelijk van kennis. Kennis is gebaseerd op informatie. Informatie is, zo realiseren we ons maar al te vaak, altijd informatie die pretendeert feitelijk ‘waar’ te zijn, maar het vaak niet blijkt te zijn. Een conflict zou geen conflict zijn als er overeenstemming was over de feiten, over de waarheid. De meeste conflicten vinden echter juist daar hun oorzaak: in de verschillende verhalen, de verschillende interpretaties van de feiten. Men spreekt van ‘alternatieve feiten’. Men zegt wel dat het eerste slachtoffer van de oorlog de informatie is. Maar de onbetrouwbare informatie is tevens het begin ervan. Als religieuze leiders verschillende verhalen vertellen over de mens en waar het in een mensenleven om te doen zou zijn, dan is dat een potentiële bron van conflicten. Zeker wanneer beide partijen vasthouden aan hun eigen verhaal, aan de eigen wetboeken, aan de eigen geschiedenis die hun ‘culturele identiteit’ zouden uitmaken.
Er lijkt vaak maar één mogelijkheid te zijn om zo’n conflict te vermijden, en dat is: contact vermijden, langs elkaar heen leven in onverschilligheid. Want verschil wordt pas echt verschil als er interaktie is. Het mooie van de technologie schijnt te zijn dat het voor iedereen hetzelfde werkt; in Oost en in West; in Noord en in Zuid. Zoals de wiskundige waarheden voor iedereen waar zijn, onafhankelijk van religieuze en culturele achtergrond. De machine kent de gebruiker niet.
De ‘waardeloze’ technologie
Als de ‘intelligente’ chatbox ChatGPT van OpenAI een tekst voor of tegen Israël of een tekst voor of tegen Hamas of de Palestijnse zaak laten analyseren, dan komt de intelligente machine in alle gevallen met een samenvatting van het artikel om af te sluiten met de disclaimer dat het om een complexe zaak gaat waarover de conflicterende partijen vanuit verschillende achtergronden verschillend denken. De machine heeft geen bias (als het goed is), ze heeft geen geloof, noch is ze emotioneel betrokken bij de zaak waar de tekst over gaat. De intelligente automaat is volstrekt onverschillig, onbetrokken. En daarin, in die onverschilligheid, komt op uitwendige wijze het wezen van de mathematische denkhouding, die zo kenmerkend is voor de moderne west-europese geest, tot uitdrukking. Die verlichte moderne mens denkt mathematisch, functioneel, technocratisch, a-moreel. De mathematische denkhouding is fundamenteel een onbetrokken, onverschillige denkhouding. Wie de werkelijkheid mathematiseert die abstraheert van de eigen aard ervan. Hij meet en drukt het resultaat uit in een van te voren vastgelegd maateenheid. Het resultaat is informatie. Het is de kunstmatige intelligente machine die, als resultaat van deze denkhouding, ons de spiegel van dit onverschillige denken voor houdt. Kunnen we ons daarin vinden?

Twintig jaren en heel wat filosofiecolleges later spreekt Hollak in zijn Afscheidscollege (1986) over de technocratische, neo-liberale ‘hypothetische samenleving’. Een kenmerk van die ‘hypothetische’ samenleving is dat alles functioneel wordt beschouwd. Van alles wordt gevraagd waartoe het dient. Hegel zei het al: ‘Alles is nuttig’ is het grondthema van de Verlichting. De wetenschap is hypothetisch, de feiten zijn hypothetisch. Alles wat is had ook anders kunnen zijn, als de omstandigheden namelijk anders waren geweest. Niets wat is, niets wat gebeurt, heeft waarde op zichzelf, alles wordt gezien in functie van, of als functie-waarde van iets anders, van ‘factoren’. De uniekheid en eigen waarde van het feit als feit wordt niet meer gezien. Het is een invariant van de laatste vier eeuwen westerse filosofie: een mathematiserende metafysica die uiteindelijk tot uitdrukking komt in de functionaliteit in optima forma: de zelfstandig werkende automaat. Maar wat is de uiteindelijke zin ervan? De vraag dringt zich op welke waarden we nastreven.
Op zoek naar waarden
Door welke waarden willen we ons in ons denken en handelen laten leiden? Onze samenleving kent vele instituties waarin gereflecteerd wordt over deze vraag en die richting geven en regels opstellen voor ons denken en handelen. De verhouding tot traditie en overgeleverde sympathieën en antipathieën tegenover bepaalde groepen spelen een belangrijke rol in ons samenleven. Als het om de verwerkelijking van de vrijheid van ons als mens gaat, dan speelt de wijze waarop wij ons verhouden tot ons wezenlijk historische karakter van ons leven een grote rol. Hoe verhouden we ons tot onze geschiedenis, onze tradities? De geschiedenis kan niet (meer) opgevat worden als louter produkt van ons eigen handelen, een opvatting die past bij de idee van een rationele, technologische samenleving. Ieder individueel lid van de samenleving moet nu in gesprekken met anderen voor zichzelf uitmaken, voortdurend reflecterend en vertellend hoe hij in het leven staat en in allerlei kwesties een standpunt inneemt. De sociale media spelen in dit proces een voorname rol. Voortdurend wordt er nagedacht over de waarden en normen waaraan we ons denken en handelen meten. Maar hoe kiezen uit alle mogelijke ‘normatieve posities’ die we kunnen innemen? Coolen wijst erop dat we weliswaar allerlei procedures vastleggen maar dat we om de hete brei van het bepalen van de inhoud, om welke waarden het gaat heen lopen. (Coolen p. 356).
Zijn we er met vast te stellen dat er nu eenmaal een veelheid van verschillende waardebelevingen bestaat?
Onze historiciteit aanvaarden
Willen we echt een stap vooruit maken, zo is de boodschap, dan zullen we onze historiciteit moeten aanvaarden, dan zullen we af moeten van de keuze om onverschillig te zijn en langs elkaar heen te leven, zowel het individuele vlak als op het niveau van de culturen, naties, religies en rassen. We zullen af moeten van de loden last van de geschiedenis, een geschiedenis die we zien als een feitenbestand waaruit we naar believen de argumenten voor ons eigen standpunt kunnen selecteren.
We zullen af moeten van de idee dat we als mens tegenover de natuur staan in plaats van dat we daar deel van uitmaken.
“De smart is het oog van de geest.” De filosoof heeft mooi praten, vanuit zijn comfortabele leunstoel. Zijn er nog mensen die niet geestelijk in shock zijn, die niet getraumatiseerd zijn door de ellende en pijn van de oorlogen? Je zult het maar mee hebben gemaakt, dat je dochter of moeder verkracht wordt, dat je zoon door een Al Qaida militie de keel wordt doorgesneden, dat je huis, dorp, of stad volledig plat gebombardeerd wordt door vijanden die verscholen zitten achter beeldschermen. Omdat je niet de juiste religie, de juist ideologie aanhangt. Wie is er dan nog bij machte te hopen op, en te geloven in, een betere toekomst?
De dure plicht, de oproep dat we lessen moeten trekken uit de geschiedenis, is aan diegenen die zich ver van de ‘oorlogstheaters’ bevinden. We bieden huisvesting en een luisterend oor aan de vluchtelingen uit Ukraïne, Syrië, Jemen, Afghanistan. Maar is dat genoeg? Zouden we niet moeten samenleven in plaats van elkaar te tolereren en onverschillig naast elkaar te leven? We moeten af van het abstracte denken in algemene categorieën, het mathematiserende denken in ‘objectieve’ begrippen. Niet iedere jood is een Jood, niet iedere turk een Turk, niet iedere nederlander een ‘Nederlander’. Gelukkig niet.
Bronnen en noten
Coolen, Maarten (1992). De machine voorbij: over het zelfbegrip van de mens in het tijdperk van de informatietechniek. Boom Meppel, Amsterdam, 1992.
Een originele uitwerking van Hollak’s filosofie van de technologie. Hierin reflecteert Coolen op het begrip historiciteit. Binnen de ‘veilige reflexieve maatschappelijke institituties’ kunnen we reflecteren op de vraag hoe we ons tot het wezenlijk historische karakter van ons leven zullen verhouden. Wat is de waarde van ons verleden?
Hollak, Jan en Wim Platvoet (red.) 2010. Denken als bestaan: Het werk van Jan Hollak. Uitgeverij DAMON, Budel, 2010. In deze bundel het transcript van de opname van het Afscheidscollege over de hypothetische samenleving door Jan Hollak gehouden in Nijmegen op 21 februari 1986. Ook de inaugurele rede Van Causa sui tot Automatie is hierin opgenomen, evenals de artikelen Hegel, Marx en de Cybernetica en Betrachtungen über das Wesen der heutigen Technik.
“…dann muss der mensch seine Freihet, wenn er sie in dieser, durch die kybernetische Technik vermittelten, socialen Wirklichkeit, seinem Selbstbegriff gemäss (sinvoll) zum Ausdruck bringen will, in der Form einder Verwirklichung seiner Historizität als solcher zu realisieren versuchen.” (BuWHT, p. 72)
Historiciteit wordt door Hollak als een existentieel-ethisch begrip opgevat. Dat wil zeggen dat wanneer de mens zich eenmaal bewust is van zijn historiciteit, dan moet hij ook het wezen daarvan proberen te verstaan en het ethos ontwikkelen, waarin hij zijn historiciteit als zodanig, en daarmee zijn eindigheid als zodanig, op adequate wijze tot uitdrukking brengt.
“De geschiedschrijving komt vanwege haar eigen methodische opzet aan het historische als zodanig niet toe; zij veronderstelt wel het verleden als verleden doch beschouwt het veeleer als het vroegere en evenzo de toekomst, waarop zij dit aldus tot bepaaldheid gemaakte verleden betrekt, hetzij deze zelf reeds verlden geworden is hetzij deze haar hudige toekostverwachting is, niet als toekomst, maar als het ten opizhct vasn dit vroegere latere.” (De wording van de menselike geest, p. 90 in Hollak en Platvoet)
Hegel, G.W.F. (1807), Phänomenologie des Geistes, herausgegeben von J.Hoffmeister, Hamburg, Felix Meiner, 1952.
“Die Beziehung auf das absolute Wesen oder die Religion ist daher unter aller Nützlichkeit das Allernützlichste; denn sie ist der reine Nutzen selbst, sie ist dies Bestehen aller Dinge, oder ihr An- und Für-sich-sein, und das Fallen aller Dinge, oder ihr Sein für Anderes.” (In het hoofdstuk ‘Die Aufklärung’)
Metzger, Arnold (1964). Automation und Autonomie. Das Problem des freien Einzelnen im gegenwärtigen Zeitalter, Neske, 1964.
“Automation ist das Korrelat der Autonomie.” (p. 53)
Het substantiële gemeenschappelijke in alle verscheidenheid in de socialistische en de kapitalistische samenleving lijkt volgens Metzger te zijn: dat de ‘Vorherrschaft der Wissenschaft’ in beide systemen de dragende, beheersende tendentieuze machtsfactor is. (p.61)