“In de vorm van een automatisme kan de moderne vrijheid niet bestaan.” (Victor Kal)
“Der freie Wille ist niemals indifferent.” (Arnold Metzger)
Victor Kal (1951) was van 1994 tot 2022 hoofddocent wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. In Poetins filosoof Alexander Doegin (2023, uitgeverij Prometheus) doet hij verschillende dingen. Allereerst is het een presentatie van de ontwikkeling in het denken van Alexander Doegin over Traditie en Moderniteit. “Een wijsgerig portret, geen biografie.” (interview met Ruud Bakker) Hij relateert dit aan diens politieke stellingen en aan president Poetin en de oorlog in Oekraïne. Kal confronteert de meningen van Doegin met die van Heidegger, een filosoof die Doegin volgens Kal onjuist heeft begrepen als het gaat over hoe de mens zich uit de moderniteit zou kunnen redden. Daarbij verwijst Kal naar het beroemde citaat uit het Spiegel interview: “Alleen een God kan ons nog redden.” Volgens de eschatologische religie van Doegin is die God al onder ons, in Rusland. God is Poetin en het doel van zijn bestaan is oorlog. Oorlog tegen de Moderniteit, voor de Traditie en tegen het Westen, Amerika en Europa. Kal probeert in zijn conversatie met Doegin zolang mogelijk met hem mee te gaan, waardoor een gedetailleerde analyse van zijn denken ontstaat, maar zet hem uiteindelijk op zijn kop.
Ik nam Kals boek ter hand omdat ik nieuwsgierig ben naar de ideeën achter Poetins agressieve machtspolitiek. Wat bezielt die man? Kal heeft zich gedegen ingelezen in het gedachtengoed van Doegin. Zijn analyse van het begrip vrijheid, het nihilisme, de ‘correctheid’ en het gebrek aan moraliteit van de moderne westerse mens is boeiend en zeer aktueel. Kal heeft er voor gekozen zijn essay niet te overladen met verwijzingen naar denkers die zijn eigen filosofische standpunten hebben vorm gegeven. Hij maakt één uitzondering: Heidegger, met wie Doegin uitvoerig in discussie gaat, maar die Doegin niet goed heeft begrepen. De filosofisch ingewijde zal bij Kal invloeden van Hegel, Levinas en ook Derrida herkennen. Het lezen van Kals analyse over de persoonlijke vrijheid die het nihilisme moet overwinnen bracht voor mij echter nog een verrassende toegift. Kals essay biedt aanknopingspunten met een context die niet expliciet aan de orde komt in dit essay, maar wel meespeelt, een context die mijn speciale belangstelling heeft, die waarin de vraag gesteld wordt naar de eigen aard van het wiskundig denken en daaraan gerelateerd de vraag naar de zelfstandigheid van de technologie, de mogelijkheid van kunstmatige intelligentie. Deze zeer aktuele discussie gaat over de betekenis van automatismen, het volgen van regels en de kwestie of machines beslissingen kunnen nemen. Over de kwestie of sociale robots ‘morele agenten’ zijn. Ik kom daar later nog op terug. Eerst Kal over Doegin.
Doel van Kals essay is “te laten zien dat een wijsgerig debat met Alexander Doegin mogelijk is en tot een zinvol resultaat kan leiden.” Zo’n debat is volgens Kal buitengewoon urgent; het denken van Doegin moet serieus genomen worden, “voorzover dat mogelijk is”.
“Doegin is zonder meer wat men noemt een oorlogshitser.” Achter vierkante uitspraken als “Het individu is niets, de samenleving is alles.” zit een pseudo-wetenschappelijke filosofie die uiteindelijk vertaald wordt in het doel: “Amerika moet vernietigd worden.”
Met zijn boek Grondslagen van de geopolitiek (1997) breekt Doegin door tot het grote publiek. Daarin presenteert hij de Russische Idee, ‘nog maar één stap verwijderd van militaire actie.’ Doegin is architect van een nieuwe ‘nationale veiligheid’, door middel van methodes van de KGB, subtiele infiltratie en subversieve agitatie. Doegin heeft veel contact met de intellectuelen van Nieuw Rechts. “Het hoeft geen verbazing te wekken dat er heden ook bij Forum voor Democratie zijn die Doegin als lichtend baken zien. Ook zij zijn nu een pion op het schaakbord waaraan Poetin speelt.” In 2016 lukte het FvD de stemming tegen het associatieverdrag van de Europese Unie met Oekraïne te winnen, terwijl dit land zelf voor Europa had gekozen. Ik denk dat ook politici buiten FvD zich zullen herkennen in ideeën van Doegin, dat zijn gedachtengoed meer wijdverbreid is in het westen dan ons lief zou moeten zijn.
Doegins herhaalde oproep Oekraïne te beroven van zijn onafhankelijkheid heeft volgens Kal ‘alles te maken met zijn wijsgerige visie’. Welke is die visie? En wat mij betreft is er de brandende kwestie hoe iemand op grond van een filosofie tot zulke ideeën komt. Heeft zo iemand, de filosoof achter de terreur van Poetins oorlog, niet ergens een steekje los zitten? Was Hitlers politiek ook gebaseerd op een filosofie? Wat mogen we dan nog van ‘de filosofie’ verwachten? Centraal daarin is het begrip vrijheid. Hoe vult de burger van de liberale moderne rechtsstaat dit begrip in?
De mystificatie van de oorlog tot voorzienigheid, ‘staat haaks op de vrijheid, de verantwoordelijkheid en de ernst die de ruggegraad van de moderniteit vormen’. (p. 15).
“De moderne mens stelt zijn provincialisme en zijn eigen bekrompenheid keer op keer ter discussie.” Zijn leven staat in een open perspectief naar de toekomst en is wars van traditionalisme.
Volgens Kal is Doegin niet alleen een filosoof, iemand die leeft met de andere filosofen in een andere wereld dan de politicus en KGB-er Poetin, maar ook een magisch sekteleider. En het gaat om een gevaarlijke sekte. “Dat weet Poetin ook.”
Maar de idee Eurazië werkt als katalysator voor Poetins imperiale ambities om het Sovjetverleden voort te zetten en de eenheid met de verloren gebieden van het magische Noordelijke Hyperboreale Rijk weer te herstellen.
In het slothoofdstuk van het boek stelt Kal de vraag wat de werkelijke invloed van Doegin op Poetin is. Is hij Poetins filosoof? Doegin wordt ook wel ‘Poetins Raspoetin’ genoemd. Namen van andere denkers en doeners die dicht bij Poetin staan passeren de revu. Zoals Doegins concurrent Vladislav Soerkov, de christelijke filosoof, bewonderaar van Mussolini en Hitler, en de fascist Ivan Iljin (1883-1954) ook een sympathisant van de ‘Russische Idee’. Poetins rehabilitatie van Iljin ziet Kal als teken dat Poetin probeert aan te knopen bij het tsaristisch Rusland en zich te presenteren als opvolger van de Tsaren.
Kal is niet bepaald optimistisch als het gaat over de toekomst van Poetins oorlog met het westen, de uit de hand gelopen ‘militaire operatie’. “Elk ogenblik kan Poetin bezwijken voor de verleiding mee te gaan in Doegins eschatologische perspectief van de Grote Oorlog waarin ‘alles toegestaan is’. Kal haalt een onheilspellende uitspraak aan die Poetin deed in 2018: ‘Hebben we een wereld waarin Rusland er niet meer is überhaupt nog nodig?’ Een uitspraak die Poetin deed in de context van een conversatie over de nucleaire oorlog.
Nihilisme
Doegin is tegen het individualisme en het liberalisme van de Moderniteit. Maar de kern van ‘het euvel’ is het nihilisme. Het niet meer accepteren van een ‘hogere orde’ leidt eenvoudig tot de idee van de ‘negatieve vrijheid’ als de invulling van de individuele vrijheid. “Dit individu zit werkelijk nergens meer aan vast.” Dit leidt tot nihilisme. Dit is Doegins argumentatie met betrekking tot de moderniteit. De conservatief ziet dit als vernietiging van waardevolle tradities. Om dit ‘grote kwaad’ te bestrijden moet de traditie hersteld worden. Het individu moet zich weer voegen naar de gemeenschap. “Het individu is niets, de gemeenschap is alles.” luidt Doegins fundamentele ‘vierkante’ stelling. Dit vereist een hierarchische machtsorde met aan de top de eschatologische transcendentale Grote Leider.
“Nihilisme is de destructieve kern van de moderne vrijheid.” De oplossing is ‘verticale macht die een einde moet maken aan de openbare ruimte waarvoor de liberale democratie borg staat.
Doegin maakt volgens Kal van de vrijheid van het individu een karikatuur. Het individu onderhoudt wel degelijk een relatie tot een autoriteit, een ‘innerlijke autoriteit’ zoals hij het noemt. In de relatie met de ander beleef je deze autoriteit. “De ander vertegenwoordigt immers diezelfde autoriteit.” (p. 205) In Kals morele betekenis van de ander herkennen we de centrale rol van de Ander (het gelaat) in het denken van Emanuel Levinas, voor wie de ethiek vooraf gaat aan de ontologie, voor wie de moraliteit vooraf gaat aan het oordeel over wie of wat iets is.
Maar het interessante is dat Kal een heel eind mee gaat in Doegins analyse van de moderniteit. Velen zullen zich in hun analyse herkennen. Het zijn ideeën die wijdverbreid zijn en niet alleen voorkomen in de hoofden van leden van Forum voor Democratie, maar ook bij de PVV, het CDA, de VVD en de Boeren en Burgers Beweging. De vrije openbare ruimte waar de liberale democratie borg voor staat, vormt tevens het toneel van een mateloos nihilisme. “De morele kwestie wordt er dikwijls niet gesteld: het zou voldoende zijn een correcte burger te zijn; of je ook nog een goed mens bent is dan niet relevant.”
Deze analyse van de moderne samenleving leidt er vaak toe die vrije openbare ruimte dan maar te verwerpen. Inderdaad, de roep om ‘handhaving’ wordt steeds vaker gehoord en klinkt steeds luider. Regels blijken echter niet genoeg. Grenzen blijven overschreden worden. Ook wordt wel beweerd dat het stellen van normen, zoals wanneer het gaat om beschermende milieumaatregelen, juist de oorzaak is van grensoverschrijdend gedrag. We weten niet zo goed wat we met die vrijheid en die openbare ruimte aan moeten en roepen dan maar om deze van hogerhand te beperken. De vrijheid van de ander wel te verstaan. Want het is altijd de ander die niet deugt.
Het overwinnen van de onverschilligheid
Volgens Kal is een herwaardering van het nihilisme mogelijk en noodzakelijk. Het nihilisme moet als het ware elk moment door het individu weer overwonnen worden. De vrijheid kan alleen als stap, als daad operationeel worden; het gaat niet ‘van nature’ of ‘automatisch’. Dit betekent, volgens Kal, dat er een domein van ‘onverschilligheid’ moet zijn ‘voorafgaand aan de stap die ernst binnenvoert’ (p. 206) door een vrije daad te stellen. Het gaat hier om een ‘portie liefderijke onverschilligheid’ die zo belangrijk is in de opvoeding. “De gedachte is dus niet dat het bij de genoemde onverschilligheid blijft – integendeel juist.” (p. 207). “De moderne mens verantwoordt zich tegenover een innerlijke autoriteit.” Dit is een transcendentale vorm van ‘verticaliteit’, waardoor het moderne individu niet overgeleverd is aan de ‘eigen willekeur’. Het ‘nihilisme’ is het uitgangspunt voor de mogelijkheid van de stap van het vrije individu in een liberale democratie die borg staat voor de vrije openbare ruimte.
Kal lijkt hier een tegenwicht te bieden tegen de idealiseringen van mathematiek, algorithmiek en kunstmatige intelligentie. Onverschilligheid is immers het kenmerk van de mathematische verhouding tot de werkelijkheid, een houding waarin afgezien wordt van de eigen waarde der dingen en die het uitgangspunt vormt voor de creatie van nieuwe technologie, die de dingen naar onze hand zet.
Ook lijkt Kal tegenwicht te bieden tegen de neiging als maar nieuwe regels te introduceren die de ruimte moeten beperken. Regels die vervolgens gehandhaaft moeten worden, maar wel volgens nieuwe regels, omdat regels op zich niet werken. Ze hebben een morele voedingsbodem nodig.
De vraag waar die morele voedingsbodem vandaan komt leidt al snel tot het antwoord: de opvoeding. In het onderwijs zijn we de opvoeding (Bildung) vergeten. Het draait in ons onderwijs te veel om toetsen en diploma’s; leren voor later, een goede baan, in plaats van om vorming van een persoonlijkheid en de ontwikkeling van individuele vermogens. Het recht op demonstratie is een grondrecht. Evenals het recht op het uiten van je mening. Maar, als ik kijk naar de vaak volstrekt uit de hand lopende demonstraties, waar sprake is van openlijk geweld, en naar de toon waarop politici en anderen hun mening in de openbare ruimtes te kennen geven, dan komt de vraag op of het ook mogelijk is de uitoefening van deze rechten te combineren met fatsoen en respect voor de mening van anderen. Beschaving is een dun vliesje. Waar is de beschaving? Een kenmerk van de filosoof Doegin is dat hij altijd haast heeft. De tijd dringt. Alles moet niet alleen anders, het moet vooral snel. Dat lijkt een wijdverbreid idee bij het moderne individu te zijn. Dat de mensheid de tijd niet meer heeft om voorzichtig te zijn en bedachtzaam met elkaar om te gaan. Misschien zouden we iets meer moeten hebben van de ‘Gelassenheit’ die Heidegger voorstelde als houding tegenover de druk van de moderne tijd.
In Kals analyse van het nihilisme als moment van het individualisme in de liberale democratie speelt de ‘onverschilligheid’ een sleutelrol. Het gaat hier om een praktische en morele onverschilligheid. Het speelt tevens een rol in een recent artikel van Weiskopf over de moraliteit van algoritmes. Het betreft een kritiek op de bewering dat een machine beslissingen kan nemen. Wat houdt het nemen van een beslissing in? Is het nemen van een beslissing het resultaat van een berekening?
“In de vorm van een automatisme kan de moderne vrijheid niet bestaan.” stelt Kal (p. 217)
Hier is een interessante parallel met de analyse die Weiskopf geeft over de opvatting dat machines (‘Artificial Intelligence’) tegenwoordig zo intelligent zijn dat ze zelfstandig beslissingen zouden kunnen nemen.
Je hoort het steeds vaker: dat algoritmes beslissingen nemen. Onlangs nog in een enquete van de Gemeente Enschede over het gebruik van ‘algoritmes’ door de gemeente. Daarin wordt de burger de volgende opdracht voorgelegd.
Een algoritme is een rekenvoorschrift, voor het verwerken van informatie, dat zijn coderingen van gegevens die betrekking hebben op eigenschappen van bijvoorbeeld burgers, met als resultaat een bepaald soort uitkomst.
“In transforming decisions into calculations, they create “ghostly demarcations” that discriminate and sort in/out based on abstractions and make the ethics and politics involved in these processes disappear.”
Wie zegt dat een algoritme een beslissing neemt, die doet alsof een beslissing nemen neerkomt op het doen van een berekening. Dat kun je inderdaad wel aan een computer overlaten. Maar een beslissing nemen in een concreet geval is wezenlijk iets anders dan het maken van een berekening. Een wezenlijk element van de beslissing is de twijfel. Het besluit is een moment van onbeslisbaarheid dat overgaat in een oordeel, een besluit.
Weiskopf refereert naar Derrida.
“For Derrida, a decision that deserves the name presupposes “undecidability” and requires going through the “ordeal of the undecidable.” Algorithmic decisions are in his sense not decisions at all since “a decision that didn’t go through the ordeal of the undecidable […] would only be a programmable application or unfolding of a calculable process.” (Weiskopf,: Algorithmic Decision-Making, Spectrogenic Profiling, and Hyper-Facticity in the Age of Post-Truth, p.8)
Wat is dat “ordeal of the undecidable”?
“The moment of suspension the moment that must exist outside of law before reconfirming law is described by Derrida as the ordeal of the undecidable. Any just decision must pass through this ordeal: to never inhabit it would be to simply apply a rule, but to remain within it would also be to fail to be just.” (Lara Shalson 2008)
Wezenlijk kenmerk van het stellen van een vrije daad is de spanning. Die is verdwenen wanneer deze daad gereduceerd wordt tot het toepassen van een regel. Volgens Derrida ‘there is no justice without this experience, however impossible it may be, of aporia’.
Ook Kal wijst op de ‘suspense’ in de vrije beslissing. Het nemen van een beslissing is wat Kal een ‘stap’ noemt. De door Kal gepresenteerde ‘operationalisering van de vrijheid’ is een waagstuk. “Je weet bij voorbaat immers niet hoe dit voor je uit zal pakken. Je anticipeert daar wel op, maar die anticipatie heeft geen concrete inhoud; als vrij mens laat je open hoe die vrijheid zich zal concretiseren. Vanzelfsprekend geeft deze gang van zaken de nodige suspense.” (p. 75).
Vrijheid mag niet gereduceerd worden tot keuzevrijheid, de vrijheid uit een gegeven aantal opties te kiezen. “Het is niet voldoende door supermarkt of warenhuis te dwalen en daar je ‘keuzevrijheid’ te beleven. Ook dat is heel leuk, maar het heeft met de moderne vrijheid eigenlijk niets te maken.” (p. 76). Voorafgaand aan het verschijnen van de mogelijkheden is er een houding ingenomen. Eigenlijk is er maar één echte mogelijkheid. De veelheid van opties verschijnt pas in een reflectie die afstand doet van de situatie die zich voordoet. De verwaarlozing van de vrijheid is de onverschilligheid. “Deze onverschilligheid vormt constant de metgezel van de moderne vrijheid.” (p. 76) Iedere vrije wilsdaad is gebaseerd op een oordeel.
Onverschilligheid, onbetrokkenheid, is de grondhouding van waaruit de werkelijkheid als kwantitatief, structureerbaar, wordt gezien. Het is de mathematiserende houding, die de werkelijkheid ziet als telbaar, meetbaar.
Onverschilligheid heerst wanneer we geen verschil meer kunnen of willen maken. Het minimale wat dan nog overblijft is tellen. Zo berust de democratie op het tellen van stemmen omdat we van oordeel zijn (een keuze!) dat elke mening evenveel waard is. We maken geen verschil meer. De onverschilligheid zit erin dat het kwantitatieve tegenover de kwaliteit, tegenover de eigen waarde van de zijnden en de meningen, wordt gesteld als iets dat slechts buitenkant, uiterlijkheid is. Vanwege deze onverschilligheid zijn de dingen te veranderen, te reconstrueren.
De bedreiging van de democratie zit in deze wortel van de democratie: de macht van het aantal, de dictatuur van de massa. In de opvatting dat de getelde meerderheid bepaalt. Daarmee gaat het in de democratie niet om de kwaliteit van de mening, maar om de manipulatie van de mening op het moment dat deze geteld wordt, bij de verkiezingen. De dictator van de volksmassa komt voort uit de democratie, zodra haar idee vereenzelvigd wordt met de idee dat de meerderheid bepaalt.
Hoezeer het Westen en het Rusland van Poetin zich ook tegen elkaar afzetten, de onverschilligheid die kenmerkend is voor de mathematisch wetenschappelijke denkhouding die het fundament is van de technologie is een gemeenschappelijk kenmerk van beide culturen (zie Arnold Metzger: Automation und Autonomie). Het denken van de moderne westerse burgers vertoont zo meer overeenkomst met het denken van ‘Poetins filosoof’ dan hen lief zal zijn. Het gezicht van de oorlog wordt door de destructieve technologie (denk aan cyberwar en killerrobots) en de automatismen van het militarisme bepaald. Een eventuele redding uit de destructie van de automatismen van de oorlog zoals die zich nu in Oekraïene afspeelt vereist een vrije daad die niet het resultaat is van een berekening maar van een bewuste keuze die het geopolitieke denken overstijgt.
Op 18 maart 2014 annexeerde Poetin de Krim als onderdeel van het conflict tussen Rusland en Oekraïene nadat de Oekraïense president Janoekovytsj eind 2013 door het pro-Europese deel van de bevolking was afgezet, omdat deze onder druk van Moskou een pro-Russiche en anti-EU koers volgde.
Volgens Vladimir Poetin was de annexatie van de Krim nodig om de etnische Russen en de Zwarte Zeevloot te beschermen. Ook oliebelangen speelden een grote rol: Oekraïne had de exploitatie van de olie in het gebied niet aan Rusland gegund, maar aan de Koninklijke Shell. Op 16 maart 2014 werd op de Krim en in de stad Sebastopol een referendum gehouden over de status van het schiereiland, waarna Rusland de Krim inlijfde op zijn grondgebied. Noch Oekraïne, noch de EU, noch de Verenigde Staten erkenden de stemming en het begin van de bezetting van de Krim.
Kal en velen met hem wijten het nu aan onverschilligheid van de westerse regeringen dat het niet onmiddellijk militair ingreep toen Poetin in 2014 De Krim binnenviel en inpikte. De lakse houding van het westen zou voor Poetin een teken zijn geweest dat hij ook de Donbas door middel van een simpele ‘militaire operatie’ zou kunnen ‘annexeren’. (Zie de uitgebreide Wikipagina over het conflict en ook de blog posts van de Nederlandse historicus en Oost-Europas-expert Hidde Bouwmeester ). De Nederlandse PVV-fractie stemde in Brussel net als de Franse fractie van Marine Le Pen tegen resoluties die de annexatie van de Krim veoordeelden. Volgens de laatste Europese verkiezingen van 6 juni 2024 zit de PVV met zeven leden in het Europese Parlement.
Voor twijfel is geen tijd in tijden van oorlog
Hoe ver moeten we in Nederland gaan in het steunen van Oekraïene in de strijd tegen Poetin? Moeten we onze economie omzetten in een oorlogseconomie, zoals militaire adviseurs voorstellen? Moeten we de dienstplicht opnieuw invoeren en als onderdeel van een Europees leger naar het front sturen, zoals de (demissionaire) minister van Defensie voorstelt? De meningen zijn verdeeld.
Leidt deze weg niet tot een allesvernietigende escalatie van de oorlog? Alleen de vraag stellen is al verdacht. Mensen die terughoudend zijn omdat ze twijfels hebben of de gekozen militaire weg wel de juiste is, wordt verweten dat ze daarmee alleen al Poetin in de kaart spelen. In tijden van oorlog is er immers geen tijd voor twijfel. Het zaaien van twijfel en verdeeldheid is een bewezen middel om de vijand op de knieën te krijgen. Het is dan nog maar een kleine stap naar het beschuldigen van de twijfelaars als zouden ze pro-Poetin zijn. Een ander verwijt dat de twijfelaars te beurt valt is lafheid: je laat anderen de kastanjes voor je uit het vuur halen. Zij vechten voor jouw vrijheid. Hoe dichtbij geografisch gezien de oorlog ook is, de oorlog als een politiek economisch militair machtsspel staat ver af van het denken van de gewone mensen. Terwijl Klaas en Annie wel degenen zijn die voor de kosten moeten opdraaien. Zij of hun kinderen worden straks moreel verplicht om onder de wapenen te gaan. Ze moeten wel, anders worden ze voor laffe honden uitgemaakt door de gewetenloze sociale media en vervolgens uitgekotst door de buurt als land-verraders. In een democratie, waarin voor twijfel geen ruimte is, heeft de meerderheid het morele gelijk aan zijn zijde. Het zijn de door primitieve dierlijke behoeftes gevoede automatismen (“eigen volk eerst”) die de stem van de meerderheid bepalen.
De automatisering van de oorlog betekent zo het einde van de dialoog. Het is moeilijk de oorlog als een onderdeel van de beschaving te zien.
Literatuur
Jacques Derrida (1989). Force of Law: The ‘Mystical Foundation of Authority’, Cardozo Law Review 11 (1989-1990), 920-1046. The first part of a colloquium on Deconstruction and the Possibility of Justice, held at the Cardozo Law School in 1989.
Victor Kal (2023). Poetins Filosoof – Alexander Doegin. Uitgeverij Prometheus, 2023.
Arnold Metzger (1964). Automation und Autonomie. Das Problem des freien Einzelnen in gegenwärtigen Zeitalter. Verlag Günther Neske Pfullingen, 1964.
Der freie Wille ist niemals indifferent. “Spontaneität ist zwar ein notwendiges, aber kein hinreichendes Kriterium des freien Willens. Vielmehr gehört zur Spontaneität das Zustimmen oder das Absprechen, das bejähende oder verneinende, aso unterscheidende (urteilende) oder denkende Vermögen: das Können das zu wählen, was der Wille eigentlich will.” (p. 24-25)
“Freiheit, die in der Welt von Existenzen adäquat nicht realisierbare Idee – die Eigrenschaf , die wir dem Willen der Einzelnen, die wir frei nennen, zuschreiben – ist zeitlos: zu allen Zeiten und überall eine und dieselbe. Aber der Weg, auf dem die Verwirklichung dieses Zeitlosen in der Zeit gesucht wird, ist verschieden.” (p. 52)
De vraag die centraal staat in Metzger’s essay over vrijheid en automatie is:
“Auf welchen Weg zum Glück ist unsere Generation in diesem geschichlichen Augenblick verwiesen?”
We leven in een samenleving, een wereld, waarin “der Automation, der Konstruktion der mathematischen Machinen, keineswegs nur die Stelle eines beliebigen Vorgangs, sondern eine die Wesensdynamik unseres wussenschaflich-technischen Zeitalters aufschliesenden Bedeuting zukommt.”
“Automation ist das Korrelat der Autonomie: das geschichlich gegenwärtige Erlebnis in dem Prozess des Freiheits- und Glücksverlangens, in dem es darum ging, durch die rationalisierende Kontrolle der Materie das Subjekt frei zu machen von der Macht des Objekts, zuletzt es frei zu machen von der Versklavung duch die Machine.” (p. 53)
Volgens Metzger is het beslissende kenmerk van de economische ontwikkeling die leidde tot de westerse consumptiemaatschappij “nicht nur der Glaube an dem Mythos einer jenseitigen Welt gebrochen wurde, der dem neueren Freihetisbewustsein die Geborgenheit in einer transzendenten Welt gab, sondern dass dem Subjekt darüber hinaus der Charakter seiner transzendalen Bewegtheit überhaupt in Vergessenheit geriet.” (p. 59) De vrije tijd als gevolg van de automatisering biedt de mens slechts het genot van een illusionaire vrijheid.
Een analoog proces voltrekt zich in onderscheid van het ‘vrije westen’ in de Sowjetmaatschappij (we schrijven 1963!)
“Dies scheint mir das bei aller Verschiedenheit substantielle Gemeinsame der sozialistische und kapitalistischen Gesellschaft zu sein: die Vorrherrschaft der Wissenschaft ist der beide Systeme tragende, sie beherrschende, tendenziöse Machtsfaktor, die nich nur die Massenproduktion von materiellen Gütern, sondern die Gesamtheit der äuseren und inneren Physiognomie dieser geselschaften, ihre primären Vorlieben beherrschende Tendenz zur maxiomalen Rationalisierung, Egalisierung, Sozialisiering.” (p. 61)
Voor beide systemen geldt dat in dit proces van socialisering de behoefte aan geluk en vrijheid van het individu niet bevredigd wordt.
‘Die Frage nach der Freiheit “liegt jenseits von Individualismus und sozialistischem Universalismus.” Niet in de traditie van een autoritair van boven af verkondigde dogmatische ordening, noch in het moderne autonome subject (het ‘vrije individu’).
Lara Shalson (2008) The Ethics of Interpretation: Toward Critique Without Judgment, COLLOQUY text theory critique 16 (2008). © Monash University. www.colloquy.monash.edu.au/issue16/Shalson.pdf
Weiskopf, Richard. (2020). “Algorithmic Decision-Making, Spectrogenic Profiling, and Hyper-Facticity in the Age of Post-Truth.” Le foucaldien 6, no. 1 (2020): 3, 1–37. DOI: https://doi.org/10.16995/lefou.62