“We beoordelen mensen niet als groep, maar als individu.” (Vrijheid en verantwoordelijkheid Regeerakkoord VVD-CDA, 2010).
Hoe kan iets dat zo toevallig is als de plek waar je geboren bent zo verplichtend zijn?
Immers, hoe allesbepalend voor mijn leven, de keuzes die ik gemaakt heb, is niet het simpele feit dat ik juist daar, op die plek, in dit land, in dit gezin, geboren ben? (sommigen zouden zeggen: ‘in de wereld geworpen’ ben, en ‘veroordeeld tot vrijheid’)
Waren dat wel keuzes of was ik een speelbal van de omstandigheden, de beïnvloeders, die tegenwoordig ‘influencers’ heten?
Zo besloot ik te weigeren in militaire dienst te gaan, een grondrecht. Ik ben een door het Koninkrijk der Nederlanden erkend dienstweigeraar. Ik moest als onderdeel van de procedure naar psychiater Hanrath in Den Haag. Om te kijken of ik wel goed bij mijn verstand was. Hij zei van wel.
“Zou je dat nu nog doen?” vraagt ze. Terwijl we de afschrikwekkende beelden van de oorlog, die de Ukraïense soldaten voor ons voeren tegen de oorlogszuchtige Russische legers van Poetin, tot ons laten doordringen.
Moeten er geen mensen zijn, die niet door de pijn van de strijd verblind, enige afstand nemen van die strijd en zich afvragen: waarom en: hoe zijn we hier in terecht gekomen? Is mijn tegenvraag.
“Ja maar, je bent toch partij. Daar kun je je toch niet aan onttrekken! Wat zou jij doen als de vijand hier je huis binnendringt, je familie bedreigt, de hele boel plat dreigt te gooien?”
Ja, dan. Dan zou ik doen waartoe de omstandigheden me dwingen. Maar moet ik me nu daar op voorbereiden? Een pistool aanschaffen, een muur metselen? Daarmee creëer ik toch de omstandigheden. En die zijn niet zonder gevolgen, zo blijkt.
“Maar wat vind je dan van al die anderen die wel naar het front gaan en vechten tegen die verschrikkelijke Poetin. Want, als hij wint, dan staat hij hier straks voor de deur. Zij vechten voor jouw vrijheid.”
Ik vecht ook voor de vrijheid. Ik vecht voor de bevrijding van de complexe narratieven, van beide partijen, die leiden tot de oorlog. Ik vecht tegen het abstracte denken in groepen en de door de regeringsleiders en hun influencers gecreëerde beelden en verhalen. Ik vecht tegen de romantisering van de oorlog, de verhalen, zoals we die kennen uit de film-industrie, van de individuele verraders en de helden.
Bovendien, met de technische middelen die de mens ter beschikking staat, kunnen we het ons simpelweg niet meer veroorloven oorlog te voeren om onze nationale economie veilig te stellen. Zo’n oorlog vernietigt alles wat van waarde is. Kijk naar de Dombas, kijk naar Gaza, wat is er van over! Wat doet dit met de harten van de mensen! Ik vecht tegen de automatismen in de hoofden van de mensen, het denken in vijandbeelden. Dat was ook mijn motivatie in de brief die ik schreef bij mijn beroep op de wet gewetensbezwaarde militaire dienst, dat de oorlog niet uit de lucht komt vallen, dat daar van alles aan vooraf gaat. De oorlog is de voortzetting van de nationalistische politiek met andere middelen.
Je hebt het over een situatie waarin iemand ons naar het leven staat. Wat ik dan zou doen. Maar dat is niet de situatie waarin we zitten. Dat is het beeld van een strijd van man tot man zoals dat in het dierenrijk en in een primitieve samenleving plaats vond. Dat beeld is niet van deze tijd. Dat is net zoiets als de BBB die terug wil naar de Noaberstaat. De oorlog van deze tijd is een door militaire wereldmachten en technologie geleide geopolitieke strijd, waarbij de mensen door middel van de gemanipuleerde media van (religieuze) verhalen wordt verteld, om ze tegen de vijand op te hitsen, om hun oorlog te motiveren. Een oorlog waarvan het volk het slachtoffer is, niet de wereldleiders zelf, die zitten op het pluche.
De mens blijkt in staat zich als onderdeel van een (oorlogs)machinerie in te zetten en te strijden voor een hoger ideaal. Daarin gaat het niet om een strijd tegen een individuele belager met een gezicht, maar om een anonieme rus, een gazaan, een islamiet of een jood.
Ik hoorde laatst Frits Barend in een herdenkingstoespraak vertellen over wat joodse onderduikers bij zijn familie in Amsterdam was overkomen. Die waren door een Nederlandse buurvrouw verraden, maar het was een Duitse militair die ze redde. Wat Barend van dit verhaal van zijn familie had geleerd, zo vertelde hij, was dit: dat je nooit mensen moet veroordelen omdat ze tot een bepaalde groep behoren. Het gaat om individuen, om mensen, niet om Joden, Russen, of Islamieten.
“We beoordelen mensen niet als groep, maar als individu.” zo staat het in het regeerakkoord van 2010. Welke mensen zouden de opstellers bedoeld hebben?
De franse filosoof René Girard ontwikkelde een theorie over samenlevingsmechanismes. Daarin speelt het begrip ‘mimetische begeerte’ een sleutelrol. De grondgedachte is eenvoudig: ‘De mens begeert wat anderen in zijn omgeving begeren.‘ Begeerte komt dus tot stand door ‘mimese’, nabootsing. Dingen zijn niet op zich begerenswaardig, maar we begeren ze omdat anderen ze begeren. Dat leidt zowel tot strijd om de schaarse goederen als tot groepsvorming. Volgens mij is de keerzijde van Girards mimetische begeerte, de ‘mimetische haat’. We haten wie door anderen in onze omgeving gehaat worden. Volgens Girard, heeft iedere cultuur behoefte aan een zondebok, een gezamenlijke vijand. In de geschiedenis van het vrije westen heeft de jood die rol met enige regelmaat vervuld. Haat leren we van anderen. Het is toch wel merkwaardig dat die zelfde Frits Barend net als zijn meeknikkende toehoorders, meegaat in de narratief van het door het westen gecreëerde vijandbeeld van ‘de Rus’. Die strijd is geen strijd tegen mensen die ik persoonlijk ken. Daar zitten abstraherende verhalen tussen en steeds intelligentere automatische wapens, drones, en killerrobots, die de mens als dader uit de automismen haalt, zodat er alleen nog maar slachtoffers zijn, ‘collateral damage’.
We moeten ons bevrijden van de geschiedenis die als een loden last op onze schouders ligt en die we gebruiken om onze nationale identiteit te bevestigen. Kijk hoe de regering van Israël de geschiedenis van Israël schrijft en kijk hoe de leiders van Hamas die schrijven. Als legitimatie voor hun strijd. We moeten ons bevrijden van de verhalen van onze geschiedenis die onze strijd moet legitimeren, als voortzetting van die geschiedenis.
Want hoe kan het toevallige feit dat ik hier in Nederland geboren ben mij er toe verplichten te handelen zoals ons narratief van de geschiedenis mij zou voorschrijven?
Sommige mensen zien het feit van hun bestaan niet als toeval, maar als een zinvol teken. Hun bestaan heeft een bedoeling die van hogerhand via de verhalen in hun heilige boeken is overgeleverd. Ik zie het eerder als plicht mij tot die historiciteit te verhouden en er niet in mee te gaan als een willoze speelbal van de omstandigheden. Niet alleen om vrij te zijn van de geschiedenis (de ‘negatieve vrijheid’) maar om vrij te zijn tot de vrijheid van allen.