Het allereerste wat ik lees in de Volkskrant is de column van Bert Wagendorp. Meestal blijft het daar ook bij: het geeft stof tot nadenken en eenmaal uitgedacht roept de plicht der dagelijkse dingen.
Onder de titel Vreten en Moraal (VK 01-07-2020) schrijft Wagendorp over de hypocrisie waartoe het primaat van de economische belangen kan leiden.
“Het zou verheugend zijn als grote multinationals opeens tot het morele inzicht zijn gekomen dat ze met hun advertenties niet langer naast allerlei ranzigheid willen staan. Maar helaas is dat al te optimistisch. Zuerst kommt das Fressen und dann die Moral, vreten kan naar wens worden vervangen door omzet, winst, beurswaarde of marktaandeel.”
Wat gezegd kan worden van de economische belangen van commerciele bedrijven kan overigens ook gezegd worden van de politieke belangen van politieke partijen die zich steeds meer als bedrijven op een martkaandeel van kiezers richten. Maar dat terzijde.
De column gaat over het burgerinitiatief #StopHateforProfit waarin de burgers oproepen tot een boycot van bedrijven die door middel van hun advertenties in de media indirect medeverantwoordelijk worden gehouden voor de naar hun goede smaak ongepaste, discriminerende, racistische, uitingen in de media. Het is de populariteit van deze hashtag die de adverterende bedrijven heeft doen besluiten hun advertentiecontracten met de media open te breken met als motief dat ze de goede smaak en de morele verontwaardiging van de burgers delen. En in dat laatste uit zich de hypocriete houding die voortkomt uit het primaat van het economisch bedrijfsbelang. Voor winstmaximalisatie moet je zoveel mogelijk de behoeftige burger te vriend houden.
Wagendorp is tegen het burgerinitatief #StopHateforProfit. “Racisme en haatzaaien moeten worden bestreden, maar bij voorkeur rechtstreeks en met open vizier. Niet door een beroep te doen op het hypocriete moralisme van sponsors en adverteerders.”
En hij eindigt met
“Twitter, Facebook, Instagram: van mij mogen ze kapot. Maar liever doordat iedereen er gewoon mee kapt, zodat ook de adverteerders er het nut niet meer van inzien, en niet via een oneigenlijk omweggetje.”
Ik ben het eens, wie niet?, dat we bij voorkeur rechtstreeks en met open vizier met elkaar in debat moeten over fenomenen als racisme, de noodzaak van de vrije markt, de economische groei, de beeldenstorm, fosfaat, kernenergie en wat zich ook maar verder aandient. En niet via anonieme loopgraafoorlogen en scheldpartijen op de sociale media.
Maar ik ben het heel erg oneens met Wagendorp wanneer hij stelt dat sociale media als Twitter, Facebook en Instagram wel kapot mogen. Hij miskent de waarde die de sociale media hebben voor het publieke debat. Natuurlijk zijn de sociale media ook een open riool en zijn de uitlatingen en effecten ervan soms erger dan die van de ergste riooljournalistiek. Maar we moeten niet het kind met het badwater weggooien. Je hoeft het niet eens te zijn met de mening van de virtuele meerderheid in de media. Iedereen is bovendien vrij om mee te doen, passief of actief, aan discussies via de sociale media. Heel veel mensen debatteren en informeren elkaar via sociale media met open vizier. Het is via twitter dat ik op de hoogte blijf van het verschijnen van nieuwe publicaties, van meningen van anderen over zaken die mij interesseren. Het is via twitter en andere sociale platformen dat ik als behoeftige burger mijn bijdrage kan leveren aan het publieke debat. Dat dit kosteloos kan is een groot goed. Dat dit kosteloos kan is vanwege de advertenties, de vrije markteconomie, de andere kant van de behoeftigheid.
De gratis sociale media zijn een verworvenheid, het middel voor de individuele burger om zijn of haar stem te laten horen over zaken die in de (wereld)samenleving spelen. De sociale media maken duidelijk dat de stem van de massa niet meer bestaat, dat er vele stemmen zijn. Het is een niet meer weg te denken middel voor de burgers om zich tegen de Staat en de Politiek te uiten. Het is niet voor niets dat de waarheid van het volk: de sociale media en de vrije pers, de eerste slachtoffers zijn van totalitaire regeringen.
Als vrijheid van meningsuiting belangrijk is dan moeten we ook zorgen voor de middelen deze vrijheid te realiseren. Dat sommige mensen uit hun bek stinken en alleen maar bagger over anderen heen kunnen strooien, de bermen vervuilen en onzedelijk denken is diep triest maar dit moeten we voor lief nemen en er alles aan doen deze mensen te helpen weer gezond van geest te worden. Een gezonde samenleving heeft een gezonde mening. Ze streeft niet alleen naar welvaart, economische groei, maar vooral naar welzijn. Dat welzijn geen noodzakelijk gevolg is van het welvaartsniveau van een samenleving daarvan raken steeds meer mensen doordrongen. Het burgerinitiatief #StopHateforProfit mag dan niet het ideale middel zijn voor meer welzijn in de samenleving, het is gezien de beperkte mogelijkheden die de behoeftige burger heeft wel begrijpelijk dat ze naar dit middel grijpt.
Verder blijf ik gewoon mijn cap van de Washington Redskins dragen, niet als statement, maar tegen de zon.