Leden van de Staten Generaal,
We gaan het anders doen.
Onze economie geeft ons te denken. In mijn jonge jaren las ik met veel belangstelling boeken over onze economie; boeken van onder andere de professoren Pen en Heertje. Ook las ik het in die tijd populaire Kapitaal van de econoom en historicus Karl Marx. Van deze economen leerde ik twee dingen. Ten eerste. De motor van onze economie is de technologische ontwikkeling en die kent een eigen dynamiek. Nederland is trots op de status van haar technologie. Terecht, want het is de kurk waarop onze welvaart drijft. Door rationalisering en verregaande automatisering van onze productieprocessen zijn we in staat zoveel waarde toe te voegen aan wat de natuur ons biedt als nodig lijkt te zijn om aan onze toenemende behoeften te voldoen. De mechanisering en robotisering van de landbouw en veeteelt is uniek in de wereld. Ten tweede. De economische politiek is gericht op volledige werkgelegenheid. Er is zelfs een recht op arbeid dat dit streven moet legitimeren. Marx’ analyse van de kapitalistische vrije markteconomie, waarin technologie de historische kracht is die een wig drijft tussen de arbeider van vlees en bloed enerzijds en de steeds abstracter wordende arbeid in de vorm van steeds autonomer functionerende productiekrachten anderzijds, toont, voor wie het zien wil, dat in de kapitalistische samenleving alleen door de menselijke arbeid waarde wordt toegevoegd aan de natuur. Dat de natuur van zichzelf waardeloos is. De natuur is in dit oude economische denken een onuitputtelijke bron van grondstoffen waaraan we door onze noeste arbeid iets van economische marktwaarde maken. Wat geen marktwaarde heeft, heeft geen waarde.
We zien nu steeds beter dat de natuur, onze eigen natuur, een eigen waarde heeft, waar we rekening mee moeten houden. Dat we niet tegenover de natuur staan, maar dat we lichamelijk organisch onderdeel van de natuur zijn. Als de corona-pandemie ons één ding heeft geleerd dan is het wel dat we allemaal dezelfde lucht inademen. Hoezeer wij afhankelijk zijn van een gezonde atmosfeer. Adem, atma, het is de ziel van het leven zelf. We moeten zuinig zijn op onze eindige aardse grondstoffen. We hebben maar één aarde. Daar moeten we het mee doen. We hebben te lang ons nest vervuild. De regering zal boven de belangen van de provincies en de ondernemingen staand met kracht de zorg voor een gezonde leefomgeving en economie ter hand nemen.
We gaan het anders doen. Want hoe kan een door technologie gedreven economie die leidt tot automatisering van de productieprocessen vanwege de hoge kosten van de arbeid, bestaan naast een toestand van volledige werkgelegenheid? Niet alleen de productiemiddelen, en de opbrengsten uit arbeid, ook het werk zelf moet eerlijker verdeeld worden. Het eenvoudige werk, het duurzame handwerk, moet opnieuw gewaardeerd worden. Specialisatie in beroepen en opleiding is goed voor de productiviteit maar we hebben het overdreven. Het heeft geleid tot versplintering in de samenleving. De mensen verliezen zo het overzicht en niemand kan meer verantwoordelijk zijn voor het geheel. De Nederlander moet als het erop aan komt zijn eigen band kunnen plakken, zijn eigen leefstijl-coach zijn, want macht is primair zelf-macht en kennis kan niet zonder zelf-kennis. We moeten veelzijdiger worden. En dat begint bij een brede scholing en bij opvoeding in verantwoordelijkheid voor elkaar.
Onze economie is een schuldeneconomie. We leven op kosten van de armoede in de derde wereld en op kosten van de natuur. We schuiven de aflossing van onze schulden af naar de toekomst. Op basis van een grenzeloos vertrouwen in ons op de toekomst gerichte immer beloftevolle technologische denken. Maar wat ons toekomt is nu. Anders hebben we niet. Al het andere is niets dan suggestie, extrapolaties van statistieken, de puntjes van een mathematische reeks…, de suggestie van oneindige onuitputtelijkheid.
De corona-crisis heeft geleid tot een tweespalt in de samenleving: de vrije economische zelfontplooiing en zelfbeschikking van ieder individu tegenover regels opgelegd door de overheid als uitdrukking van de op democratisch tot stand gekomen wil van het volk. Een ethiek van het autonome individu tegenover een zorgethiek. Een tegenoverstelling van economie en zorg. Alleen door bewustwording van het valse, negatieve, karakter van deze tegenstelling kunnen we deze opheffen en verder komen.
De wetenschap, waarop de regering haar besluiten baseert is voor het voetlicht gebracht door de ongeduldige media. Voor sommigen van ons is zij door de mand gevallen. Wetenschap is echter meer dan een mening. Het is een methodisch door sociale processen verantwoorde opvatting, die haar objectiviteit ontleent aan openheid over haar bronnen en verantwoording van haar methoden. Onze kennis is nooit absoluut en in beton gegoten. Het behoort nu eenmaal tot het karakter van onze mathematische experimentele wetenschap dat het meer het besef produceert dat we een heleboel nog niet weten, en hoeveel er nog te weten over blijft, dan dat het kennis produceert die niet aan slijtage onderhevig is. Daarmee moeten we leren leven. Zekerheid is niet iets dat deze vorm van wetenschap ons kan brengen. Die moeten we elders zoeken. Maar waarover men niet spreken kan, daarover moeten we maar zwijgen.
Ook aan onze kennis zijn grenzen. Wetenschap en technologie blijven mensenwerk en we mogen onze angst voor onzekerheid, voor het niet weten, nooit afschuiven op de wetenschap.
Van onze Minister van Justitie en van onze boeren van Farmers Defence Force hebben we geleerd dat het hart soms sterker is dan het hoofd. Dat ons bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dat beschaving een dun vliesje is en dat we altijd weer op onze hoede moeten zijn om de redelijkheid van ons handelen te bewaken tegen andere krachten die ook tot onze natuur behoren en die de neiging hebben ons uit elkaar te drijven en die ons terug doen trekken in de loopgraven van onze eigen ideeen waar vanuit we elkaar met woorden als kanonvuur beschieten.
We gaan het anders doen.
“Achten Sie auf ihre Sprache!” sprak mijn zeer gewaardeerde buurvrouw Angela Merkel haar gehoor onlangs toe. Want de woorden zijn het voorportaal van de daad. Het gehoor waar zij zich toe richtte bestond niet alleen uit boeren en buitenlui, maar ook en vooral uit diegenen onder ons die het best in staat zijn de weg naar de media te vinden, de politici, de mensen van het binnenhof. Let op uw woorden! Denk eerst nog eens na voordat u uw mening geeft. In de taal van mijn buurvrouw klinkt het wellicht beter door dan in ons Nederlandse woord dat daarvan afgeleid is. Meinung is, wat het mijne is, wat je zelf ergens van vindt. Iedereen mag zijn eigen Meinung hebben. Dat betekent echter niet dat je het recht hebt die Meinung altijd maar te uiten. Want door deze te uiten is het geen Meinung meer, maar wordt het voor de ander; mededeling. Maar wat deel je dan? De vrijheid van meningsuiting wordt begrensd door het respect voor de identiteit en integriteit van de ander tot wie de uiting van de mening gericht is, of dat nu een individu is of een groep. Veel wat als meningsuiting verkocht wordt, en verdedigt met een beroep op de “vrijheid van meningsuiting”, is niet als mededeling van een Meinung bedoeld, maar heeft het primaire doel de ander te beledigen, of een stemming te kweken die tot haat en geweld leidt.
We gaan het anders doen. De toeslagenaffaire bij de Belastingsdienst heeft ons andermaal gewezen op een manco van onze sociale economie. In onze complexe samenleving ervaren velen van ons zich als een radertje in een machinerie. Het wordt steeds moeilijker om zich verantwoordelijk te voelen voor zijn functioneren omdat het overzicht er niet is. De ministeriële verantwoordelijkheid is niet meer dan een formele verantwoordelijkheid gescheiden van de uitvoering van een abstract taak door de ambtenaren die slechts hun taak uitvoeren. De scheiding van ontwerp en uitvoering van procedures en programma’s ligt aan de basis van dit verantwoordelijkheidsprobleem. Onze sociale systemen zijn gebruiksonvriendelijk geworden. Je moet een studie volgen om te weten wat je rechten en plichten zijn.
We gaan het anders doen. De voorstelling alsof er een tegenstelling zou bestaan tussen economie en gezondheidszorg, zorg voor de kwaliteit van leven, is een valse. Het is de tegenstelling tussen een economie die op de welvaart van het individu is gericht enerzijds en het collectieve welzijn anderzijds. Niet 10 % van het bruto nationaal produkt moet naar het domein van de zorg voor gezondheid zoals in vorige begrotingen, niet 50 %, maar 90 % van ons budget wordt gestopt in een gezonde economie die gebaseerd is op zorg en zorgplicht voor de gezondheid van mens, natuur, landbouw, en milieu. De resterende 10 % gaat naar het Ministerie voor Vergeten Zaken, want de prijs van onze te goedkope goederen, robots en mobieltjes wordt betaald door de armoede elders in de wereld. Het Ministerie van Defensie wordt opgeheven en opgenomen in het Ministerie voor Opruiming.
Ik wens U allen een goed en vooral gezond parlementair jaar. Achten Sie auf ihre Sprache!