De pijnappelklier: waar hardware en software aan elkaar knopen

Hoe wordt het geluid dat mijn oren binnen komt omgezet in een woord en vervolgens in een betekenis? En hoe worden de lichtgolven die op een object vallen en weerkaatsen in mijn ogen omgezet in een beeld en vervolgens in een betekenis? Hoe zet de wil het lichaam tot actie aan?

Het zijn vragen waarvoor we nog geen goed antwoord hebben gevonden. Dat is wel vreemd want er zijn heel wat mensen die hier onderzoek naar gedaan hebben.

René Descartes onder andere. Hij ontdekte dat de pijnappelklier (glandula pinealus) zorgde voor deze brug tussen lichaam en ziel, tussen het fysische en het psychische, wat we tegenwoordig ook wel de hardware en de software noemen. Deze endocriene klier in de hersenen heet ook wel epifyse. Descartes noemde hem, de “zetel van de ziel”. Zie het plaatje hieronder.

By René Descartes – Unknown source, Public Domain

De epifyse produceert het hormoon melatonine.

Bij mensen wordt het hormoon geproduceerd uit serotonine en in een met de tijd van de dag variërende hoeveelheid aan het bloed en het hersenvocht afgegeven. Onder invloed van licht wordt de productie van dit hormoon afgeremd. Het is bij veel diersoorten van invloed op het slaap-waakritme en het voortplantingsritme. De chemische formule is: C13H16N2O2

Descartes zat er dus niet zo heel ver naast: de pijnappelklier heeft als mediair tussen het inkomende licht op de oogcellen en de hersenactiviteit een functie in het bewustzijn. Maar is daarmee onze vraag beantwoord? Ik vind van niet.

De vraag is ook niet op een bevredigende manier te beantwoorden. Ze zet ons op het verkeerde been. Er is sprake van het ‘omzetten’ van geluid in iets waardoor het geluid betekenis krijgt. De suggestie is dat dit proces van omzetten ergens plaats vindt tussen de geluidsbron en de ontvanger van het geluid. Alsof het om een koppeling gaat waarmee een heen en weer gaande stang aan een draaiend wiel is vastgemaakt.

Ook hedendaagse wetenschappers en filosofen houden zich bezig met de kwestie over hoe we de relatie tussen geest (‘mind’) en lichaam, tussen het mentale en het fysische moeten begrijpen. Nick Bostrom en andere ‘philosophers of the mind’ brengen deze relatie in verband met speculaties over de toekomst van intelligente technologie, superintelligence.

“A common assumption in the philosophy of mind is that of substrate independence.
The idea is that mental states can supervene on any of a broad class of physical substrates. Provided a system implements the right sort of computational structures and processes, it can be associated with conscious experiences. It is not an essential property of consciousness that it is implemented on carbon‐based biological neural networks inside a cranium: silicon‐based processors inside a computer could in principle do the trick as well.” (Nick Bostrom 2003).

“Problemen die voortkomen uit een manier van denken en doen, kunnen niet door middel van dezelfde methodes worden opgelost.” Deze uitspraak, of vergelijkbare met dezelfde strekking, duikt met enige regelmaat op. Meestal wordt ze aan Einstein toegekend. (Het toekennen van een uitspraak aan iemand die als geleerd bekend staat moet de uitspraak kracht van argument geven. Een bekende argumentatie-techniek.)

Deze uitspraak heeft ook betrekking op het verstand: met het verstand kunnen we niet de problemen oplossen die ‘des verstands zelf’ zijn. Dit betekent dat die problemen niet oplosbaar zijn of dat er een andere methode is die deze oplost.

De filosoof wordt vaak verweten problemen te maken die er in werkelijkheid helemaal niet waren geweest als hij er niet mee begonnen was erover na te denken. De filosoof denkt na en daarbij gebruikt hij zijn verstand. Het verstand onderscheidt dingen en benoemt deze om ze uit elkaar te houden. Dat is haar werkwijze. Zo onderscheidt het verstand ‘geest’ of ‘ziel’ en ‘lichaam’, het mentale en het fysische, wil en verstand. Maar het verstand ziet ook dat dit een ander onderscheid is dan dat tussen deze stoel en die stoel, en ook anders dan dat tussen de kleur en de vorm van deze stoel.

Bostrom heeft het over ‘mentale toestanden’ die het fysieke substraat ‘superveniëren’. Het Engelse ‘supervene’ komt van het latijn en betekent zoiets als ‘onverwacht toegevoegd zijn aan’. Bijvoorbeeld zoals de betekenis van een teken toegevoegd is aan de voorstelbare vorm ervan. De betekenis van het woord heeft immers niets te maken met hoe het teken eruit ziet. Of: zoals de waarneming van pijn is gerelateerd aan een fysiologisch-neuronaal proces. Ook de relatie tussen een fenotype en een genotype van een biologische soort wordt wel als ‘supervene’ beschouwd. Formeel gaat het om een structurele relatie tussen twee (beschrijvingen) van werelden.

Er is fysisch gezien geen verschil tussen betekenisvolle en betekenisloze processen.

Het onverwachte of verrassende zit hem in het feit dat de betekenis niet op inzichtelijke wijze aan de vorm is af te zien. De supervene relatie overstijgt het voorstelbare en de logische werkruimte van het verstand.

Door een strikt onderscheid te maken tussen het mentale en het fysische is er ruimte voor het constructief verbinden van mentale toestanden aan andere fysische substraten dan waarin ze oorspronkelijk (van nature) aangetroffen worden. Zo kan de waarde van een muntstuk aan verschillende substraten worden toegevoegd. Zo kunnen we mentale toestanden, toestanden van denkprocessen, of ‘geloofstoestanden’ (belief states), afbeelden op toestanden van processen in materialen die zich daarvoor lenen. Tekens kunnen op papier of in zand gemaakt worden. Zo maken we de sleutel en het slot zodanig dat de sleutel toegang kan bieden tot de ruimte die afgesloten wordt door het slot.

Maar de sleutel en het slot zijn niet het mentale en het fysische. Ook de sleutel is immers een materieel ding. De sleutel staat voor het door ons hanteerbare bekende, een codewoord, dat ons ter beschikking staat om iets anders binnen te treden dat zonder die sleutel niet toegankelijk is. De software is sleutel die op de machine past en die de processen in gang brengt die overeenkomen met de bedoelingen die we in de software hebben uitgedrukt.

Bronnen

Nick Bostrom (2003). Are you living in a computer simulation? Philosophical Quarterly (2003) Vol. 53, No. 211, pp. 243‐255. (First version: 2001).

Published by

admin

Rieks op den Akker was onderzoeker en docent kunstmatige intelligentie, wiskunde en informatica aan de Universiteit Twente. Hij is gepensioneerd.

Leave a Reply