Hoeveel geschiedenis hebben we nodig?

Jede Epoche ist unmittelbar zu Gott” (Leopold von Ranke)

‘Vooruitgang’ is het belangrijkste kenmerk van onze beschaving” (Wittgenstein)

Oktober 2023 is uitgeroepen tot de Maand van de Geschiedenis. De mens heeft iets met geschiedenis. Het is een deel van onze cultuur en ook een schoolvak. Historici, die veel kunnen verhalen over het verleden, bepalen de inhoud van dat vak en de canon van de Nederlandse Geschiedenis. Mede daardoor wordt het onze geschiedenis, de verhalen die we met elkaar delen. Anderzijds leveren die verhalen een belangrijke bijdrage aan de creatie van dat wat we als het ‘onze’ beschouwen, onze identiteit.

Ieder mens leeft eindig. Een mensenleven voltrekt zich op een bepaalde plaats en in een bepaalde tijd. De tijd en plaats waarin iemand geboren wordt heeft voor die persoon iets noodzakelijks, maar vanuit het perspectief van de mens en zijn geschiedenis is het iets toevalligs. Alexander werd geboren in Eritrea, Elena in een havenstad aan de Witte Zee in het noorden van Rusland, Olya in Charkov in de Donbas, Mohammed in een boerengehucht in Jemen en Jin Jin in een miljoenenstad in het zuiden van China. En ik in Leeuwarden, een provinciestadje in Friesland, het noorden van Nederland. Toeval, maar voor hun verdere leven veel, zo niet bijna alles, bepalend. Geen van hen zou blijven in de plaats waar hij of zij is geboren. Alexander vluchtte voor het geweld en deed er zes maanden over om via Jordanïe, Turkije, Griekenland, Macedonië, Hongarije en Italië uiteindelijk in Nederland terecht te komen. Olya vluchtte voor Putin’s oorlog in Ukraïne. En ik ging naar Enschede om er te studeren.

De geschiedenis is overal. Ik woon nu in Lonneker. De omvangrijke marke Lonneker werd in 1811 een zelfstandige gemeente. Enschede was slechts een klein stadje, een gebied omsloten door het huidige ei, geheel omsloten door de gemeente Lonneker. In 1934 ging de gemeente Lonneker op in de gemeente Enschede. Sommige oudere inwoners van Lonneker kunnen het nog steeds moeilijk accepteren. “Ik woon niet in Enschede; ik woon in Lonneker!” zeggen ze. Terwijl ze van ná 1934 zijn. Ze namen het over van hun ouders. Het dier mens geeft zijn verleden niet alleen over op zijn nageslacht via de genen, maar meer nog via de verhalen over het verleden, via de taal en de technologie.

Enschede 1570. Door Jacob van Deventer Rijksarchieven, fragment van een grotere kaart

De geschiedenis is overal. In de namen van de straten. De ‘Landweerweg’ verwijst naar de oude landweren, die hier lagen, doornenstruiken en bossages die zowel dieren als de vijand buiten de tuin der Nederlanden moesten weren. De ‘Assinksweg’ naar het boerenerf op de Linderes waarop al vele generaties lang geboerd wordt. Op def lank van deze es woon ik tussen Lonneker en Losser. Hier sloegen verkenners van de troepen van Maurits, de latere Prins van Oranje, de tenten op tijdens hun veldtocht in 1597. Deze verhoging in het landschap bood hen een goed uitzicht op Enschede, de stad die Maurits wilde bevrijden van de Spaanse overheerser. Nu verhinderen grote eiken het zicht van de wandelaar op de stad. Maurits wilde door het veroveren van de vestingsteden Rijnberk, Meurs, Grol (het huidige Groenlo), Bredevoort, Enschede, Oldenzaal, Ootmarsum en Lingen, “een reeks van kleine stadjes in de Achterhoek en Twente“, (Brugmans en Kernkamp, p.231), de oostgrens vanaf de Rijn afschermen tegen Spaanse invallen.

In Meurs, de stad die Maurits veroverd had voor hij Enschede kwam ‘bevrijden’ ligt nu in Duitsland. Hier werd op 6 December 1649 ene Jacobus op den Akker geboren. Geen familie. Jacobus was protestant, hij vertrok na zijn theologiestudie in Utrecht naar Batavia, een stad in een Nederlands-Portugese kolonie, waar hij het nieuwe testament in het Portugees vertaalde om de Portugese bewoners deelgenoot te maken van de verhalen uit het Heilige Boek. Mijn voorvaderen kwamen uit Belgisch Limburg. Ze waren katholiek en zo werd ik opgevoed. In 1740 zouden de Nederlandse kolonisten in Indië zich schuldig maken aan de moord op 5000 tot 10000 Chinezen (de Chinezenmoord). Alle Chinezen in Batavia werden uitgemoord.

De geschiedenis is overal. De studentenflat waar ik een tijdje tijdens mijn studie woonde op de campus van de Universiteit in Tel Aviv is gebouwd op een heuvel aan de noordrand van de stad. Precies op een plek waar vroeger een Palestijns dorp was. Er is heel veel gebouwd door de nieuwe bewoners van Israel. Op heel veel plaatsen waar eerst Palestijnen woonden. In kleine dorpjes, met een paar hutjes, en wat dieren en wat groentetuintjes. De een zegt dat ze vrijwillig weg gingen, de ander dat ze zelf uit vrije wil vertrokken omdat hen elders een beter leven was beloofd. Nog elk jaar gedenken de Palestijnen Am al Nakba, het rampjaar 1920. De tweede ‘Nakba’ (catastrofe) was in 1947-1949, na de oprichting van de staat Israël.

De geschiedenis wordt vervloekt, maar ook gekoesterd. Het is wat ons het beste uitkomt. Wat een lange geschiedenis heeft is alleen daarom al van waarde. Toen de provincie een autoweg projecteerde die dwars over de Linder es liep, het boerenland van de melkveehouders in tweeën splijtend, kwamen de boeren van het noaberschap in verzet. Zij deden een beroep op de waarde van het eeuwenoude cultuurlandschap, en op de geschiedenis van hun voorvaderen, die er al vanaf de 15de eeuw het land bewerkten.

Hoeveel geschiedenis hebben we nodig?

In dit stukje wil ik nadenken over de geschiedenis van de geschiedenis. Welke waarde hechten we aan de geschiedenis? Kunnen we daar rechten aan ontlenen? Veel conflicten die zich nu op het wereldtoneel afspelen (Ukraine, Jemen, Israël-Palestina) worden veroorzaakt door verabsolutering van waarden die ontleend worden aan de geschiedenis. Of, beter: aan bepaalde (religieuze) verhalen over de geschiedenis. Daarbij speelt ‘confirmation bias’ een grote rol. We pikken die feiten uit de verhalen die ons het beste passen. Zo is de geschiedenis een bron van conflicten. Kunnen we daar niet vanaf? Waarom hebben we geschiedenis nodig? Moeten we ons niet op een andere manier tot onze geschiedenis verhouden dan we doen, willen we de schijnbaar eeuwige conflicten oplossen? Wat betekent het dat de mens eindig is zowel wat betreft plaats als tijd?

De titel van dit stukje ontleen ik aan een artikel van Aleida Assmann: ‘Wie viel Geschichte braucht die Zukunft?’ (Assman, 2021). In een recent artikel in het Tijdschrift voor Geschiedenis over de ‘Historikerstreit’ in Duitsland refereert Hanco Jürgens naar het werk van Assman.

“Uitgangspunt in dit artikel is dat historisch onderzoek, maatschappelijk debat en herinneringscultuur niet los van elkaar kunnen worden bestudeerd. Inderdaad zijn, zoals Aleida Assmann stelt, ‘Geschichte als Wissenschaft’ en ‘Geschichte als gelebte Erinnerung in der Gegenwart’ verschillende discoursen met een eigen dynamiek. Maar dat neemt niet weg dat het historisch onderzoek en herinneringen – eveneens naar Assmann – elkaar aanvullen, vaak ook op elkaar zijn aangewezen en constructief met elkaar samenwerken. Die wisselwerking, inclusief de vertraging van de maatschappelijke doorwerking van ideeën, heeft de volle aandacht in dit artikel.” (Hanco Jürgens 2023).

Wat belangrijk is wordt door de toekomst bepaald. Of zoals Kernkamp het verwoordt in zijn Nieuwste Geschiedenis (2de druk, 1927).

.”…eerst de toekomst toch is van die belangrijkheid de keurmeesteres ; eerst zij zal aantoonen, welke stroomingen van het heden in het zand verliepen, welke beken aanzwollen tot machtige rivieren.” (Kernkamp, p. 603)

Ik ben wiskundige en informaticus, geen historicus. Voor mij opende het lezen van Jürgens artikel een nieuwe blik op de recente Duitse geschiedenis met betrekking tot de verwerking van de Holocaust gezien door de historische wetenschap. Mijn interesse gaat in het bijzonder uit naar de historische en conceptuele ontwikkeling van het wiskundig en technologische denken, zoals die in het denken over de verhouding van mens tot natuur in de natuurwetenschappen en de technologie tot uitdrukking komt.

Assman wijst op het onderscheid tussen de ‘geschiedenis als wetenschap’ van de historici en de geschiedenis zoals we die zelf als eindige mensen nu ‘doorleven’. Als er weer een conflict oplaait dat de media haalt dan mogen de historici hun licht laten schijnen op het conflict. Ze bieden de ‘contekst’ die als verklaring van de verschillende standpunten van de conflicterende partijen moet dienen. Andere geleerden, zoals kenners van het Jodendom, het Christendom of de Islam vertellen over hoe de verschillende partijen hun verleden beleven en hoe ze tegen de anderen aankijken. Vaak gunnen ze elkaar het licht in de ogen niet, omdat de ander hun het licht in de ogen niet gunt. De trauma’s door moordpartijen worden deel van de doorleefde geschiedenis van het volk. De meeste conflicten zijn geopolitiek: ze gaan over de rechten van een volk op een bepaald gebied. Die rechten worden ontleend aan de interpretaties van de geschiedenis. De machthebbers gebruiken het verleden om naar de vijand toe hun rechten op te eisen en naar het eigen volk om de strijd te rechtvaardigen waarvoor ze van het volk offers vragen. Religie speelt daarin een belangrijke rol. De religie levert de verhalen op grond waarvan de regeringen van het volk onmenselijke offers vraagt. Het volk offert zijn zonen voor de verlossing van de pijn die het eindige bestaan hier op aarde voor het volk betekent.

G.W.F. Hegel over het jodendom

Laten we eens lezen wat de grote filosoof van de geschiedenis, Professor G.W.F. Hegel, te Berlijn over de religie van het volk van Judea in zijn Vorlesungen über die Philosophie der Geschichte (1837) schrijft.

De Voorlezingen werden oorspronkelijk gepresenteerd in de vorm van een reeks lezingen aan de Universiteit van Berlijn in de jaren 1822, 1828 en 1830. Hij zet hierin zijn geschiedenisfilosofie uiteen. Hegel is een vooruitgangsfilosoof. Hij beschouwde de wereldgeschiedenis als een rationeel, op vooruitgang gericht proces, geleid door de wereldgeest (Weltgeist). Aan de tekst werd voortdurend door Hegel gesleuteld. Pas zes jaar na zijn dood, in 1837, werden de voorlezingen voor het eerst gepubliceerd.

Hegels Vorlesungen zijn geordend volgens de ‘geographische Grundlage’. “Wir gingen von der behauptung aus, dass in der Welgeschichte die Idee des Geistes in der Wirklichkeit als eine Reihe äusserlicher Gestalten erschient, deren jede sich als wirklich exisiterendes Volk kundgibt. Die Seite dieser Existenz fällt aber sowohl in die Zeit als in der Raum, in der Weise natürlichen Seins, und das besondere Prinzip, das jedes welthistorische Volk an sich trägt, hat es zugleich als Naturbestimmtes in sich.” (…) De tijd en de ruimte zijn de twee dimensies van de uitwendigheid van de geest, die de natuur volgens Hegels, is, en waarin de wereldgeest zich veruitwendigt. “Das auseinander is die Form der Natürlichkeit.” (pp. 137-38)

De onderstaande tekst is uit de paragraaf Judäa in het Drittes Kapitel.: Das persische Reich und seine Bestandteile, Dritter Abschnitt: Persien, van het hoofdstuk over Die orientalische Welt.

Judäa

“Das andre zum persische Reiche im weiteren Verband gehörende Volk dieser Küste ist das jüdische. Wir finden bei demselben wieder ein Grundbuch, das Alte Testament, in welchen die Anschauungen dieses Volkes, dessen Prinzip dem eben dargestellten geradezu gegenübersteht, hervortreten. Wenn das Geistige im phönizischen Volke noch durch die Naturseite beschränkt war, zo zeigt es sich dagegen bei den Juden volkommen gereinigt; das reine Produkt des Denkens, das Sichdenken kommt zum Bewusstsein, und das Geistige entwickelt sich in einer Bestimmtheit gegen die Natur und gegen die Einheit mit derselben.”

“De andere mensen aan deze kust die in de bredere associatie tot het Perzische Rijk behoren, zijn de Joodse. We vinden een ander kadaster, het Oude Testament, waarin de opvattingen van dit volk, wiens principe lijnrecht tegengesteld is aan het zojuist gepresenteerde. Terwijl het spirituele in het Fenicische volk nog beperkt werd door de natuur, lijkt het in het geval van de Joden daarentegen volkomen gezuiverd te zijn; het pure product van denken, het zelfdenken, komt tot bewustzijn, en het spirituele ontwikkelt zich in een bepaling tegen de natuur en tegen de eenheid ermee.”

“Wir sahen früher wohl den reinen Brahm, aber nur als das allgemeine Natuursein, und zwar so, dass Brahm, nich selbst Gegenstand des Bewusstseins wird; wir sahen ihn bei den Persers zum gegenstand desselben werden, jeoch sinnlicher Anschauung, als das Licht.”

Brahma, Trimurti, de drievoudige god van het Hindoeïsme

‘Vroeger zagen we pure Brahma, maar alleen als de algemene natuur, en op zo’n manier dat Brahma zelf niet het object van bewustzijn wordt; we zagen hem bij de Perzen het object van bewustzijn worden, maar van sensuele waarneming. als het licht.”

De tekst die hierop volgt is in een ander font afgedrukt om het belang ervan aan te geven.

“Das Licht aber ist nunmehr Jehova, das reine Eine. Dadurch geschieht der Bruch zwischen dem Osten und dem Westen; der Geist geht in sich nieder und erfasst das abstrakte Grundprinzip für das Geistige.”

“Maar het licht is nu Jehova, de zuivere. Dit veroorzaakt de breuk tussen het Oosten en het Westen; de geest daalt in zichzelf af en vat het abstracte basisprincipe voor het geestelijke.”

“Die Natur, die im Orient das Erste un die Grundlage ist, wird jetzt herabgedrükt zum Geschöpf; und der Geist ist nun das Erste. Von Gott wird gewusst, er sei der Schöpfer aller Menschen wie der ganzen natuur, sowie die absolute Wirksamkeit überhaupt. Dieses grossen Prinzip ist aber in seinen weiteren Bestimmtheit das ausschliessende Eine. Diese Religion muss notwendig das Moment der Ausschliesung gewinnen, welches wesentlich darin besteht, dass nur das eine Volk den Einen erkennt und von ihm anerkennt wird. Der Gott des jüdischen Volkes ist nut der Gott Abrahams und seines Samens; die nationale Individualität und ein besonderer Lokaldienst sind in die Vorstellung desselben verflochten. Gegen diesen Goot sind alle andern fälsche; und zwar in der Unterschied von wahr und falsch ganz abstrakt, denn bei den falschen Göttern ist nich anerkannt, dass ein Schein des Göttlichen in sie heinblicke.”

“De natuur, die de eerste en de basis is in het Oosten, is nu teruggebracht tot het niveau van een schepsel; en de geest is nu de eerste. God staat bekend als de schepper van alle mensen en van de hele natuur, evenals de absolute werkzaamheid in het algemeen. Maar dit grote principe is, in zijn verdere bepaling, het exclusieve Ene. Deze religie moet noodzakelijkerwijs het moment van uitsluiting verwerven, dat in essentie bestaat uit het feit dat alleen het ene volk het Ene herkent en door hem wordt erkend. De God van het Joodse volk is slechts de God van Abraham en zijn nakomelingen; de nationale individualiteit en een speciale ‘lokale dienst’ zijn in het idee hiervan met elkaar verweven. Vergeleken met deze God zijn alle andere goden onwaar; en het verschil tussen waar en vals is tamelijk abstract, omdat men bij de valse goden niet inziet dat een goddelijke gloed in hen kijkt.”

“Nun ist aber jede geistige Wirksamheit, und um mehr so jede Religion, so beschaffen, dass, wie sie auch sei, ein affirmatives Moment in ihr enthalten ist. So sehr eine Religion irrt, hat sie doch die Wahrheit, wenn auch auf verkümmerte Weise. In jeder Religion ist göttliche Gegenwart, ein göttliches Verhältnis, und eine Philosopie der Geschichte hat in den verkümmersten Gestaslten das Moment des Geistigen aufzusuchen. Darum aber, weil sie Religion ist, ist sie als solche noch nicht gut; man muss nicht in die Schlaffheit verfallen zu sagen, dass es auf den Inhalt nicht ankomme, sondern lediglich auf die From. Diese schlaffe Gutmütigkeit hat die jïdsiche Religion nicht, indem sie absolut auschliesst.”

“Maar elke spirituele activiteit, en nog meer elke religie, is zodanig dat er, wat het ook is, een bevestigend moment in zit. Ongeacht hoeveel een religie dwaalt, ze heeft nog steeds waarheid in zich, ook al is ze in een onvolgroeide staat. In elke religie is er een goddelijke aanwezigheid, een goddelijke relatie, en een geschiedenisfilosofie moet op zoek gaan naar het moment van het spirituele in de meest verschrompelde vormen ervan. Maar het feit dat het een religie is, maakt ze als zodanig nog niet goed; men moet niet in laksheid vervallen. Het is gemakkelijk om te zeggen dat het niet de inhoud is die er toe doet, maar alleen de vorm. De joodse religie kent deze slappe goedaardigheid niet in die zin dat zij absoluut uitsluit.”

(…)

“Die Juden haben, was sie sind, durch den Einen, dadurch had das Subjekt keine Freiheit für sich selbst. Spinoza sieht das Gesetzbuch Mosis so an, als habe Gott den Juden zur Strafe, zur Zuchtrute gegeben. Das Subjekt kommt nie zum Bewusstsein seiner Selbständigkeit, deswegen fiden wir bei den Juden keinen Glauben an die Unsterblichkeit der Seele, denn das Subjekt ist nicht an und für sich seinend. Wenn das Subjekt aber im Judentume wertlos ist, so ist dagegen die Familie selbständig, denn an die Familie ist der Dienst Jehovas gebunden und somit das Substantielle. Der Staat aber ist das dem jüdischer Prinzip unangemessene und der Gesetzgebung Mosis fremd. In de Vorstellung der Juden ist Jehova der Gott Abrahans, Isaaks und Jakobs, der sie aus Ägypten ausziehen hiess und ihnen das Land Kanaan gab. Die Erzählungen von der Erzvätern ziehen uns an. Wir sehen in dieser Geschichte den Übergang aus dem patriarchalischen Nomadenzustand zum Ackerbau. Überhaupt hat die jüdische Geschichte grosse Züge; nur ist sie veruntreinigt durch das geheiligte Ausschliesen der andern Volksgeister (die Vertilgung der Einwihner Kanaans wird sogar geboten), durch Mangel an Bildung überhaupt und durch den Aberglauben, der duch die Vorstellung von der hohen Werte der Eigentümlichkeit der Nation herbeigeführt wird.” (Hegel, Vorlesungen, p. 286).

“De joden hebben wat ze zijn door de Ene, en als gevolg daarvan heeft het subject geen vrijheid voor zichzelf. Spinoza beschouwt het wetboek van Mozes alsof God de joden een straf heeft gegeven, een tuchtstraf. Het subject komt nooit tot bewustzijn van zijn eigen onafhankelijkheid. Daarom vinden we onder de joden geen enkel geloof in de onsterfelijkheid van de ziel, omdat het subject op zichzelf niet zelfvoorzienend is. Maar hoewel het subject waardeloos is in het jodendom, het gezin is aan de andere kant onafhankelijk, omdat dienstbaarheid aan het gezin Jehovah’s gebondenheid is en dus het substantiële. De staat is daarentegen dat wat ongepast is aan het Joodse principe en vreemd aan de wetgeving van Mozes. In de verbeelding van de Joden is Jehova de God van Abraham, Isaac en Jacob, die hen vertelden uit Egypte te vertrekken en die hun het land Kanaän gaf.

We worden aangetrokken door de verhalen van de aartsvaders. In dit verhaal zien we de overgang van de patriarchale nomadische staat naar de landbouw. ​​In het algemeen heeft de Joodse geschiedenis open kenmerken; alleen is het besmet door de heilige uitsluiting van andere nationale geesten (de uitroeiing van de inwoners van Kanaän wordt zelfs bevolen), door een gebrek aan opleiding in het algemeen en door bijgeloof dat wordt veroorzaakt door het idee van de hoge waarden van de eigenaardigheid van de natie.” (Hegel, Vorlesungen pp. 283-85)

RA: Bij het Weense wonderkind Otto Weininger schrijft later de volgende tekst: “De echte jood evenals de echte vrouw, ze leven beiden slechts in de soort, niet als
individuen.”
(Otto Weininger, Geschlecht und Character, p. 269)

Gaat de geschiedenis vooruit?

Onze beschaving is door het woord ‘vooruitgang’ gekenmerkt. Vooruitgang is haar vorm, het is niet een van haar eigenschappen dat ze vooruitgaat. Het is haar activiteit een steeds gecompliceerder product te construeren.” Dit schreef Ludwig Wittgenstein in 1930. Hij had er niet veel mee op, met die west-europese vooruitgangscultuur.

Het volkenrecht

Op zaterdag 14 oktober 2023 stemden Australiërs in een referendum over de vraag of ze de grondwet moesten wijzigen om de First Peoples of Australia te erkennen door een orgaan op te richten genaamd de Aboriginal and Torres Strait Islander Voice. De wijziging van de grondwet betreft het opnemen van het volgende artikel:

De Aboriginal en Torres Strait Islander Voice kan protest aantekenen bij het parlement en de uitvoerende regering van het Gemenebest over zaken die verband houden met de Aboriginals en de Torres Strait Islander-volkeren.

De meerderheid stemde tegen.

De Australische historicus A. Dirk Moses schreef over de 19-de eeuwse genocide op de Aboriginals in zijn land. Tot in de jaren zestig werd hierover nauwelijks gedebatteerd: ‘the great Australian silence’. “Toen in de jaren tachtig van de twintigste eeuw de aandacht voor en erkenning van het lot van de Aboriginals toenam, nam ook de interesse in de Holocaust in Australië sterk toe. Moses benadrukt dat genocide en ‘Holocaust consciousness’ sindsdien niet meer los van elkaar kunnen worden gezien. Alleen kwam de genocide op de Aboriginals in de schaduw van de Holocaust te staan.” (Hanco Jürgens 2023)

“Volgens Moses leidde de ‘sacraliteit’ van de Holocaust ertoe dat Australiërs zich alsnog relaxed en comfortabel konden blijven voelen over hun nationale verleden.”

Wat dat betreft kwam de uitslag van het referendum niet als een verrassing. De strijd van de Aboriginal voor volledige burgerrechten is nog niet gestreden.

Palestina-Israël

Het zal toeval zijn dat ook in deze Maand van de Geschiedenis het al 75 jaar durende conflict tussen de Palestijnen en de staat Israël met ongekende hevigheid is toegenomen nadat de terreur-organisatie Hamas vanuit Gaza op 7 oktober een massale slachting aanbracht onder de Israëlische bevolking. De regering Netanyahu kondigde de staat van oorlog af tegen Hamas en riep een oorlogskabinet bijeen. De twee miljoen inwoners van Gaza stad worden nu al wekenlang met Israëlische raketten bestookt. Toevoer van water en brandstoffen werden afgesloten. Alle goederenstromen: medicijnen, voedsel, naar de stad werden dichtgeknepen. Westerse leiders stelden zich vierkant op achter Israël dat “het volste recht heeft om zich te verdedigen”. Maar de ongekende, volgens sommigen ‘disproportionele’, militaire reaktie van Israël leidt tot steeds meer protesten. De VN en de EU riepen Israël op zich aan de conventies van Genève te houden. De secretaris generaal van de VN António Guterres merkte op dat de actie van Hamas ‘niet in een vacuum’ gebeurde. Net als op iedere andere reaktie waarin gewezen werd op de historische context van de aktie van Hamas werd ook op de woorden van de VN man fel gereageerd.

De arabist Leo Kwarten merkte in een uitzending van de NOS op de Nederlandse televisie over de arabische leiders van Hamas in Qatar op: ‘’Het zijn mensen zoals jij en ik’’. “Alleen de omstandigheden waaronder ze opereren zijn geheel anders. Hamas-leiders zijn gekrenkte zielen. Daarmee wil ik absoluut niet goed praten wat ze doen.” De reakties in de sociale media op deze uitspraken van Kwarten waren net zo fel als op die van Guterres. Dat Hitler ook een mens was, dat kan er bij veel mensen maar moeilijk in. Hitler was en is een beest. Net als de man die zijn vrouw sloeg en verkrachtte en jarenlang opsloot in een kelder. Of de drugs- en oliemagnaten die moordenaars inhuren om journalisten, zoals Peter R, de Vries in Nederland, of David Pearl in Afghanistan, om te brengen. Het zijn beesten en dus geen mensen. Zo wil het volk.

‘Wer denkt abstract? Vroeg Hegel zijn lezers in een ingezonden essay voor de Bamberger Zeitung. Sauve qui peut! De moordenaar kan best knap zijn. Reageerden de mensen zo fel op de uitspraak van Kwarten omdat hij van de leiders van Hamas zei dat het mensen zijn of reageerden ze zo fel omdat ze zelf door Kwarten als potentiële misdadigers beschouwd werden, mensen die onder bepaalde omstandigheden tot misdaden in staat zijn? In ieder mens De mens schuilt een wolf. Beschaving blijkt maar al te vaak een dun vliesje te zijn. Zo lang de mens dit niet wenst te onderkennen en zich daartegen afzet zal hij nooit bevrijd kunnen worden van zijn animale bestaan. Dan blijft hij inderdaad in dat primitieve stadium van zijn evolutionaire ontwikkeling steken. De mens is de overgang van dier naar mens. We zijn daar nooit klaar mee.

Terug naar Israël

De bijzondere unieke status van het Joodse volk’

Het joodse volk heeft religieuze, historische, banden met Palestina. De bioloog omschrijft

Territorialiteit is een specifieke vorm van agressie die bepaald wordt door de relatie van het dier met een bepaalde plaats.” (Jansman et al. 2021).

Bij de diersoort mens spelen de verhalen en historische documenten, declaraties, conventies waarin de rechten op een plaats zijn vastgelegd een grote rol. Dat geldt in sterke mate voor het joodse ras/volk.

Volgens de ex-premier van Nederland A.A. van Agt heeft de Britse regering een zeer dubieuze rol gespeeld als het gaat om de verdeling van rechten in Palestina. Ook Van Oudheusden (2023) spreekt in een recent overzicht van de geschiedenis van het conflict van een dubbelrol van de Britten. In 1917 werd door London de Balfour-verklaring uitgegeven waarin de Britten de joden beloofden zich te beijveren voor een nationaal tehuis voor het Joodse volk.

De letterlijke tekst van de Balfour declaractie is:

“His Majesty’s Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavors to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice that civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.”

De rechten van de Palestijnse inwoners zouden worden gerespecteerd. Wat is het probleem dat van Agt met de Britse opstelling had?

In 2017, 100 jaar na de Balfour declaratie, schreef Judea Pearl (professor Computer Science and Statistics van UCLA Californië en voorzitter van de Daniel Pearl Foundation, genoemd naar zijn zoon die vermoord werd door Al Qaida tijdens zijn werk als journalist in Afghanistan) een artikel in het Jewish Journal waarin hij met instemming Balfour citeert die in de introductie van Nachum Sokolow’s boek, “History of Zionism, 1600-1919″, een boek dat twee jaar na de declaratie verscheen, schrijft:

“De positie van de Joden is uniek. Voor hen zijn ras, religie en land met elkaar verbonden, zoals ze bij geen enkel ander ras, geen andere religie en geen ander land op aarde met elkaar verbonden zijn. … Bij geen enkele andere religie is de ontwikkeling ervan in het verleden zo nauw verbonden met de lange politieke geschiedenis van een klein territorium ingeklemd tussen staten die veel machtiger zijn dan het ooit zou kunnen zijn; bij geen enkele andere religie zijn haar aspiraties en hoop, uitgedrukt in taal en beelden, voor hun betekenis zo volkomen afhankelijk van de overtuiging dat alleen vanuit dit ene land, alleen door deze ene geschiedenis, alleen door dit ene volk, volledige religieuze kennis mogelijk is. verspreid over de hele wereld.”

Balfour zegt wat hij onder inheems (‘indigineous’) verstaat en wijst hier op de bijzondere status van het volk van Israël. Volgens Pearl begreep Balfour beter dan wie ook de essentie van het Joodse volk. Beter dan die historici voor wie “Zionism is a 19th century invention that started with Theodor Herzl in 1896 and ended with the Six-Day War of 1967.”

Volgens Pearl kan het Palestijnse volk geen rechten op een inheemse status in Palestina claimen op louter genetische en geografische gronden. Hij stelt …

“… dat de diepste indruk van de Balfour verklaring op het bewustzijn van de wereld het universele begrip is geweest dat de essentie van indigineiteit cultureel en intellectueel is, en niet genetisch of geografisch.”

Kortom wat Judea Pearl hiermee bevestigt is de idee van de unieke historische positie van het Joodse volk. Aan de combinatie van ras, religie, en de historische, religieuze relatie tot het beloofde land ontlenen de joden hun identiteit en bijzondere rechten in ‘Eretz Israël’.

Wat Pearl niet noemt is dat de Britse regering eerder al beloftes had gedaan aan de sharif van Mekka, Hoessein ibn Ali. Deze genoot als nakomeling van de profeet en beschermheer van de heilige plaatsen groot gezag in de islamitische wereld. De leiders van de nationalistisch-arabische landen reageerden dan ook geschokt op de Balfour verklaring.

“Over de motieven van Groot-Brittannië om in 1917 de zionisten te steunen is veel geschreven. In regeringskringen bestond oprechte sympathie met de slachtoffers van antisemitisme.(..) De zionist Chaim Weizmann (1874-1952) wist beslissend in te praten op de Joodse gemeenschap in Engeland om zich achter het zionistische ideaal te scharen. Hij kreeg toegang tot premier Lloyd George en minister Balfour. Bij hen vestigde hij het foutieve idee dat alle Joden verlangend uitkeken naar een thuisland in Palestina.” (…) de Britse regering zat in de Eerste Wereldoorlog dringend verlegen om geld; Joodse bankiershuizen zouden tot gunstige leningsvoorwaarden bereid zijn als de regering een gebaar maakte. Een oud, stereotiep beeld van ‘het Jodendom’ als een geheimzinnige, rijke, kosmopolitische machtsgroep speelde een rol. (Van Oudheusden 2023)

“De Britse regering stuurde commandant David George Hogarth naar sharif Hoessein om diens verontrusting over deze verklaring weg te nemen. Hogarth gaf de verzekering dat de joodse vestiging in Palestina alleen toegestaan zou zijn in zoverre zij de politieke en economische vrijheid van de  Arabische bevolking niet zou belemmeren. De sharif toonde zich uit humanitaire  overwegingen niet onwelwillend tegenover de komst van beperkte aantallen  Europese joden naar Palestina, mits dit op geen enkele wijze aan de Arabische  onafhankelijkheid afbreuk zou doen.” (Hoff, 1991).  

Ik verwijs verder voor de historische details naar het goed gedocumenteerde werk van de ex-premier van Nederland A.A. van Agt Een schreeuw om recht (Van Agt 2009) naar het Clingendaal rapport (van Veen & Batrawi 2018) en het artikel van Jan van Oudeheusden in het online magazine Historiek van oktober 2023.

In 1948 werd de staat Israël uitgeroepen. Sinds 1967 houdt Israël de Westelijke Jordaanoever en de Golanhoogten bezet en deels onder zijn bestuur. De huidige uitbarsting van geweld die begon met de aanslagen van Hamas kunnen uiteraard niet los gezien worden van de geschiedenis. Ze gebeuren ‘niet in een historisch vacuüm’.

“Sinds Ben Goerion hebben successievelijke Israëlische regeringen zich op het standpunt gesteld dat gedwongen en massale verplaatsing van de Palestijnse bevolking moreel aanvaardbaar en existentieel noodzakelijk is. De ‘New Israeli Historians’, zoals Benny Morris en Ilan Pappé, hebben dit overtuigend aan het licht gebracht.” (Van Veen & Batrawi 2018, voetnoot 10, p.2)

Maar het conflict wordt mede bepaald doordat de andere partij in het conflict een andere historie heeft. Hun leiders en nieuwsmedia vertellen het volk andere verhalen.

“Israël claimt dat de Geneefse Conventies (over humanitair recht in tijden van een gewapend conflict) niet van toepassing zijn op de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Als gevolg hiervan zou er geen sprake zijn van militaire bezetting. Israël baseert zijn argumentatie grotendeels op de stelling dat er geen ‘soeverein’ over deze gebieden heerste toen Israël ze veroverde (de Blum-Shamgar thesis). De internationale juridische ‘communis opinio’ verwerpt deze lezing van de Geneefse Conventies echter omdat Israël ten tijde van verovering in ieder geval niet de soevereiniteit over deze gebieden genoot, en omdat ze gewapenderhand werden ingenomen. Zie: Meron, T., ‘The West Bank and international humanitarian law on the eve of the fiftieth anniversary of the six-day war’, The American Journal of International Law, Online: doi: 10.1017/ajil.2017.10, 2017. ” (Van Veen & Batrawi 2018, p. 3).

Ook hier zien we weer dat het de bijzondere ‘unieke’ historische status van het joodse volk en de ‘barbaarse, ongeorganiseerde’, status van de Palestijnse bevolking is waaraan de regering van Israel haar rechten op het land meent te ontlenen.

De geschiedenis van het Joodse volk samengebald in de geschiedenis van de staat Israël (‘die worstelt met God’) is een tragedie van ongekende omvang. Schopenhauer zag in de tragedie: ‘De macht van het toeval en de dwaling, de ondergang van de rechtvaardigen en de triomf van de kwaadwilligen.’

Conclusie: zicht op toekomst

De geschiedenis zoals die verhaald wordt en beleefd neemt in de ontwikkeling van de levensvormen een steeds voornamere plaats in. Bij de overgang van dier naar mens is het aanvaarden van de historiciteit een bepalende factor voor de toekomst van het leven in een wereldgemeenschap waarin verschillende culturen met onderling respect voor hun waarden samenleven. Daartoe zal de mens het verleden als verleden moeten aanvaarden en niet als een te herhalen vroeger, waaraan het absolute rechten ontleent. Voor de joodse mensen in het bijzonder lijkt dit door het verabsoluteerde, religieuze ‘unieke’ karakter van de historische band met het land Israël een moeilijke opdracht te zijn. Hoe kan je getraumatiseerd door het doorstane leed van de oorlogen je bevrijden van je doorleefde verleden? ‘De smart het oog van de geest is’ heet het. Maar… maak dat maar eens waar.

Hier ligt een bijzondere verantwoordelijkheid op de schouders van hen die, zelf niet overmand door het trauma van de oorlog, de overgang kunnen maken en voorleven naar een andere verhouding tot zijn eigen geschiedenis en die van de ander.

Het gaat er nu om de eindigheid van het individuele leven in tijd en plaats te zien. Vanuit die eindigheid is er zicht voor de mens op de oneindigheid van tijd en plaats, op het wereldgebeuren.

De plicht van de mens

De mens heeft, nu de mogelijkheid daar is, nu het beeld van een teleologische, technische ontwikkeling van het wereldgebeuren gerelativeerd wordt door de technologie zelf, de plicht zijn historiciteit als zodaning te verwerkelijken. We kunnen de geschiedenis niet meer teleologisch, ahistorisch, verstaan. Leopold von Renke (1795-1886) heeft met zijn uitspraak “Jede Epoche ist unmittbar zu Gott” verzet aangetekend tegen de teleologische geschiedenisopvatting. Ieder tijdperk is op zijn eigen wijze betrokken op oneindigheid. Ieder tijdperk heeft zijn eigen waarde. En iedere cultuur heeft zijn eigen waardevolle verhalen, die niet verabsoluteerd mogen worden. Elke mens moet de eigen historische ontwikkeling waaraan hij deelneemt transcenderen. Het primaat van de toekomst moet gezien worden vanuit het gezichtspunt van het heden, en niet, zoals bijvoorbeeld Heidegger doet, vanuit het gezichtspunt van de toekomst, want dan wordt de waarde van het heden een functie van het beeld van de toekomst en vatten we de geschiedenis weer teleologisch, ahistorisch op. We moeten het heden dus niet zien in functie van een gewenste geprojecteerde toestand van de toekomst, zoals we vaak horen. Daarmee zou de openheid naar de toekomst verloren zijn en blijven we vastzitten aan het verleden.

Bronnen

Dries van Agt (2009). Een schreeuw om recht – de tragedie van het Palestijnse volk. Derde druk 2009, De Bezige Bij, Amsterdam.

Aleida Assmann, ‘Wie viel Geschichte braucht die Zukunft?’, Merkur 869 (2021) 5-17, aldaar 13.

G.W.F.Hegel (1837). Vorlesungen über die Philosophie der Geschichte. Philipp Reclam Jun. Stuttgart. Universal Bibliothek, 1961.

Hoff, Ruud (1991). De ondergang van het Ottomaanse rijk en de deling van het Midden-Oosten. In: Leidschrift – Het ontstaan van het Midden-Oosten 1916-1946. Volume 8, November, nr. 5.

Hollak, Jan (1966) Van causa sui tot automatie (Oratie, Nijmegen, 1966). Opgenomen in de bundel Denken als bestaan: het werk van Jan Hollak, Samenstelling en redaktie: Petra Hollak, Eindredaktie: Wim Platvoet, Uitgeverij DAMON, Budel, 2010.

Hollak, Jan (1986) Afscheidscollege; gehouden op 21 februari 1986. Transcriptie van band opgenomen in de bundel Denken als bestaan: het werk van Jan Hollak, Samenstelling en redaktie: Petra Hollak, Eindredaktie: Wim Platvoet, Uitgeverij DAMON, Budel, 2010.

Jansman, H. A. H., Mergeay, J., van der Grift, E. A., de Groot, G. A., Lammertsma, D. R., Van Den Berge, K., Ottburg, F. G. W. A., Gouwy, J., Schuiling, R., Van der Veken, T., & Nowak, C. (2021). De wolf terug in Nederland: Een factfinding study. (Rapport / Wageningen Environmental Research; No. 3107). Wageningen Environmental Research. https://doi.org/10.18174/553564

Hanco Jürgens (2023). Het verschoven gewicht van de Duitse geschiedenis De Historikerstreit 2.0 in het licht van veranderend onderzoek, maatschappelijk debat en herinneringscultuur sinds de jaren tachtig. In: Tijdschrift voor Geschiedenis 136.2 pp.130-148. oktober 2023.

H. Brugmans en G.W. Kernkamp (1902/1927) Algemeene Geschiedenis. 4 delen.

G.W. Kernkamp (1927). Nieuwste Geschiedenis, deel 4, tweede herziene en bijgewerkte druk.

Met een “Overzicht van de Jaren 1919-1926”. Die is toegevoegd aan de zes boeken van de tweede druk, die gaat tot en met 1919, de Vrede van Versailles. De eerste druk bevat vijf boeken, waarvan het vijfde boek Gewapende Vrede (1871-1905).

Kernkamp eindigt zijn toegift met een bespreking van de pas (1919) opgerichte Volkenbond.

“een van de middelen om het naleven van gesloten verdragen te verzekeren,
is : het voortdurend doen blijken van een vast vertrouwen in de heiligheid van
het gegeven woord en het bij voorbaat brandmerken van hem, die zich daaraan
mocht vergrijpen, als een schender van de internationale moraal.”

Van Oudheusden, Jan (2023). Achtergrond van het Israëlisch-Palestijns conflict. Een samenvatting: van Balfour tot Hamas. Historiek: online geschiedenis magazine. Laatste update 19 oktober 2023.

Een gedetailleerd overzicht van het conflict tot de dag van de laatste update.

“Rond 1920 bestond de bevolking van Palestina nog voor bijna 90 procent uit Arabieren. Tijdens het Britse mandaat groeide het aantal Joden sterk. In 1922 waren er naar schatting 800.000 Arabieren en 84.000 Joden; in 1931 waren er 860.000 Arabieren naast 174.000 Joden. In 1944 was het aantal Arabieren gestegen tot 1.179.000, maar het aantal joden tot 554.000. Joden maakten toen dus al 32 procent uit van de bevolking van Palestina.”

Erwin van Veen & Samar Batrawi (2018). Wie wind zaait zal storm oogsten: bezetting en de staat Israël. RCRU Policy Brief. Netherlands Institute of International Relations, december 2018.

Voetnoot:

Ik heb ChatGPT de tekst op de website van Gaza in Bijbels perspectief laten evalueren. Dit is het resultaat. ChatGPT lijkt een goede leermeester te zijn. Het voordeel van de computer is dat deze geen emoties kent en als het ware “zich op een vrijere manier tot de eigen geschiedenis (de teksten in het wereldbestand) lijkt te verhouden”.

Published by

admin

Rieks op den Akker was onderzoeker en docent kunstmatige intelligentie, wiskunde en informatica aan de Universiteit Twente. Hij is gepensioneerd.

Leave a Reply