Wat hebben hooien en vissen gemeen?

Over bijzondere Nederlandse werkwoorden

Ik was aan het hooien toen het me inviel dat dat een komisch werkwoord is, hooien. Het komische aan dit werkwoord is dat het uitdrukt waar het bij deze activiteit om te doen is: hooi. Zijn er meer van dat soort werkwoorden? vroeg ik me af . Ik kon ze niet direct bedenken en stelde deze vraag aan Onze Taal op Twitter.

Die reageerde direct met ‘oogsten’, het binnenhalen van de oogst, met daarbij de opmerking dat we dat in Augustus, de oogstmaand, doen. Harm riep: vissen. Vissen is zelfs nog sterker dan hooien, want de meervoudsvorm van het zelfstandig naamwoord van het beoogde object van de activiteit is gelijk aan de infinitief van het werkwoord. Melken was de volgende. Bij melken en hooien zijn de objectnamen, respectievelijk melk en hooi, massawoorden, woorden die geen meervoudsvorm hebben, zoals sneeuw en water. Het begin was er. Zouden er nog meer werkwoorden zijn zoals hooien en vissen?

Onze Taal twitterde naar aanleiding van mijn verzoek de volgende oproep:

“Werkwoorden die genoemd zijn naar datgene wat wordt verzameld of binnengehaald: ‘hooien’, ‘oogsten’, ‘melken’, ‘vissen’ (hooi/oogst binnenhalen, melk/vis verzamelen). Er moeten er toch meer zijn? Wie denkt mee?

Er kwamen heel wat reacties op de oproep van Onze Taal. Er zaten hele leuke vondsten bij. Sommige behoren niet tot de gezochte categorie, maar zijn te leuk om niet te noemen.

Bij ‘luchten’ wordt lucht binnengehaald. Net als hooi en vis bestaat lucht ook buiten de activiteit van het luchten. Bij oogsten en ademen is dat niet zo. De oogst is het product van het oogsten. Adem bestaat in relatie tot het ademen, niet buiten die activiteit. Hoewel. We zeggen wel “het beneemt je de adem”. Bij eten en drinken zijn als oogsten. We eten het eten en drinken het drinken, zoals we de oogst oogsten.

Vrijwel alle Nederlandse werkwoorden eindigen op -en. Staan, gaan en zijn zijn uitzonderingen. (ik kan niet zo gauw andere bedenken, er zijn er vast meer). Omdat het achtervoegsel -en ook gebruikt wordt voor het meervoud zijn er werkwoorden die gelijk zijn aan de meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden. Het zijn homoniemen van verschillende woordklassen: fietsen, harken, kussen, vissen.

Sommige werkwoorden staan voor activiteiten of handelingen: harken, hooien, vissen. Andere voor situaties of toestanden: staan, zitten, zijn, hangen. De werkwoorden waar we naar zochten zijn van de eerste categorie.

Actie-werkwoorden kunnen transitief (overgankelijk) zijn, ze hebben een direct object nodig in de zin (“ik maak iets”). Andere zijn onovergankelijk; ze hebben geen direct object (ik zit; ik fiets). Er zijn ook die zowel met als zonder direct object kunnen (“ik eet een appel”; “ik eet”, kan allebei). De werkwoorden, zoals hooien en vissen die we zochten drukken niet de relatie uit tot het direct object, maar tot iets dat typisch hoort bij de activiteit als het beoogde doel om binnen te halen. Vissen doe je op vis, hooien doe je van hooi. Dat hoef je dus niet nog eens expliciet te noemen; het zit al in het werkwoord opgesloten. Soms is het werkwoord transitief (melk: “ik melk de koe”), soms niet (“ik hooi en hij vist”).

Sommige actie-werkwoorden zeggen met wat voor instrument de handeling wordt uitgevoerd: fietsen, steppen, harken, hengelen, skiën, muizen, rammen. Die zochten we dus niet. Harken is weliswaar iets bij elkaar brengen, maar wat je bij elkaar haalt zijn geen harken. Het behoort dus niet tot de gezochte categorie.

Woorden van de gezochte categorie

Bij vissen hoort ook snoeken. Iemand meldde dat ze ook wel gingen gepen (vissen op geep). Waarom zeggen we niet “we gaan baarzen” of “we gaan palingen”? vroeg hij zich af. Wat mij betreft mag het.

Vogelen is een twijfelgeval. Is vogelen het verzamelen of bijeenbrengen van vogels?

Stoffen (het verplaatsen van stof), vlooien, zonnen, wijnen (3 keer, populair werkwoord sinds Chateau Meiland), borrelen, bieren (bier drinken). Wijnen doen ze in Frankrijk. En wat doen ze in Portugal? Porten?

Rapen is twijfelachtig omdat je wel eieren raapt, maar rapen we ook rapen? Koeien en paarden grazen, ze halen gras binnen.

Eind augustus combineren we fietsen met bramen. Van de oogst maken we jam. Maar het bestaande Nederlandse werkwoord bramen heeft niet de betekenis die hier bedoeld wordt: het plukken van bramen. Een braam is ook een oneffenheid op bijvoorbeeld een schaatsijzer. Bramen is het wegslijpen daarvan.

Komische varianten

Een komische variant is varken. Als werkwoord alleen bekend bij komische striplezers. Varken is een enkelvoud dat lijkt op een meervoud en op een werkwoord vanwege de uitgang -en. Andere enkelvoudige zelfstandige naamwoorden die eindigen op -en zijn: aren, garen, teken, en kussen. Er zullen er ongetwijfeld meer zijn. Met een simpel scriptje filtert de computer ze zo uit een NL lexicon. Saai.

Contra-varianten

Bij voeren en mesten wordt niet iets binnengehaald maar juist gegeven. Bij wateren en urineren wordt er geloosd. Het zijn werkwoorden die een tegengestelde activiteit uitdrukken dan hooien en vissen, maar die wel, net als hooien en vissen, het woord bevatten dat aangeeft wat er gegeven wordt: voer, mest, water, urine.

Verzamelwoorden

Er zijn heel veel verzamelwoorden. Rapen, azen, plukken, collecteren, hamsteren, mijnen, hengelen, innen, sprokkelen. Rooien (betekent niet socialisten verzamelen), schnabbelen en fourageren. Maar ze behoren niet tot de gezochte categorie, omdat het woord niet zegt wat er verzameld wordt. Twijfelachtig is wieden (van wiet?).

Maakwoorden

Deze werkwoorden zeggen wat er gemaakt wordt. De relatie met vissen is dat het werkwoord iets uitdrukt van het product dat door de activiteit in zekere zin geproduceerd wordt. Niet zozeer verzameld of binnen gehaald.

Karnen, composteren, lammeren, kalveren, biggen en jongen. Ook de ingezonden sauzen, plamuren, coaten, graven en kuilen behoren tot deze categorie.

Dierenwerkwoorden

Veel mensen dachten dat we op zoek waren naar werkwoorden die homoniem zijn van dierennamen. Waarschijnlijk geïnspireerd door vissen. Er zijn er nogal wat van: muizen, rammen, mieren, hamsteren. Maar ook deze behoren niet tot de gezochte categorie van hooien/vissen-werkwoorden. Hamsteren is weliswaar een soort van verzamelen of inslaan, net als oogsten, maar wat je inzamelt zijn geen hamsters.

Het resultaat

Vissen, snoeken, gepen, vlooien, eten en drinken zijn werkwoorden van de gezochte categorie die homoniem zijn van de ‘objecten’ waar het in de activiteit om te doen is.

De andere gevonden werkwoorden van de gezochte categorie zijn: hooien, melken, en stoffen en oogsten, grazen, ademen, luchten, zonnen, wijnen en bieren. De bij de laatsten gaat het, net als bij eten en drinken, steeds om iets tot je nemen.

Deze werkwoorden kunnen allemaal intransitief gebruikt worden. Dat is niet zo vreemd: het beoogde object van de actie wordt benoemd in het werkwoord. In plaats van “ik vis op snoek” kun je zeggen “ik snoek”. Melken kan ook transitief: ‘ik melk de geit’.

Er zijn ongetwijfeld meer werkwoorden zoals hooien en vissen. Stuur ze op via DM @rodakker

Zijn de gezochte woorden berekenbaar?

Vormen de hooien-vissen-werkwoorden een berekenbare klasse van Nederlandse werkwoorden? Daarmee bedoel ik: is er een computerprogramma dat precies deze soort werkwoorden uit een lexicon haalt? Ik denk het niet: je moet immers weten wat het woord betekent. Je moet de computer vertellen wat de relatie is tussen het werkwoord en dat wat er verzameld wordt. Dat zal lastig worden. Hier geldt de bekende uitspraak van Hugo Brandt Corstius, die de algebraïsche taalkunde in Nederlands introduceerde (lees zijn: Opperlandse Taalkunde):

Wat je ook doet, de semantiek gooit roet. (zijn vertaling van: “Whatever you do, semantics bothers you”)

Published by

admin

Rieks op den Akker was onderzoeker en docent kunstmatige intelligentie, wiskunde en informatica aan de Universiteit Twente. Hij is gepensioneerd.

Leave a Reply